Gebruiksvriendelijke versie Catalogus CPT v1.0
In dit document vind je de publieksvriendelijke weergave van de gegevenscatalogus CPT versie 1.0 - vastgesteld per 27 juni 2017
Let op: bij het in werking treden van versie 1.1 per 1 janauari 2023 is deze versie 1.0 komen te vervallen.
Inleiding
Doel en doelgroep
In de basisregistratie ondergrond (BRO) wordt een aantal typen gegevens geregistreerd, de registratieobjecten. Een van de registratieobjecten is geotechnisch sondeeronderzoek.
De catalogus is de gegevensdefinitie van geotechnisch sondeeronderzoek en beschrijft welke gegevens over dit registratieobject in de BRO zijn opgeslagen. Het document is bedoeld voor alle gebruikers van de BRO en moet duidelijk maken welke gegevens er in het systeem zitten. Aan aanleverende partijen moet het vertellen welke gegevens in de basisregistratie ondergrond moeten komen, en aan afnemende partijen welke gegevens zij in de basisregistratie ondergrond mogen verwachten. Het document is voor een breed publiek bedoeld en de informatie moet naast precies ook begrijpelijk zijn.
Samenhang met andere documentatie
Voor ieder registratieobject worden de volgende beschrijvende documenten opgesteld:
- de catalogus;
- de handboeken voor inname en uitgifte;
- de koppelvlakbeschrijvingen voor inname en uitgifte.
De catalogus beschrijft de inhoud van de BRO en vormt de basis voor de andere beschrijvende documenten. In de catalogus staan de definities van de gegevens van het registratieobject, de entiteiten en attributen, met een beschrijving van de onderlinge samenhang. Bij de definitie worden de kardinaliteit (het aantal keer dat de het gegeven voorkomt), de regels die in controles worden gebruikt en de waarden die zijn toegestaan vermeld.
Een handboek voor inname of uitgifte beschrijft het proces dat bij inname of uitgifte van gegevens wordt doorlopen. In een handboek worden ook de gegevens gedefinieerd die betrekking hebben op het proces van inname of uitgifte. Om te zien wat er aangeleverd moet worden of wat er uitgeleverd kan worden, heeft men de catalogus nodig.
De koppelvlakbeschrijvingen zijn geschreven voor softwareontwikkelaars. Op basis van de twee vorige typen documenten staat hierin beschreven hoe het registratieobject en de bijbehorende transacties worden vertaald naar het technische koppelvlak dat is gerealiseerd door middel van webservices. De koppelvlakbeschrijving gaat dus in op de technische realisatie van de transacties waarbinnen gegevens van het registratieobject worden uitgewisseld.
Voor geotechnisch sondeeronderzoek is er nog een aanvullend document, de handreiking voor conversie. In die handreiking wordt inzichtelijk gemaakt hoe de informatie uit het GEF-CPT formaat naar IMBRO-XML moet worden omgezet. Het GEF-formaat is de nu in het werkveld gebruikte standaard voor uitwisseling, en IMBRO-XML is het formaat dat de BRO vraagt. Deze documenten hangen samen zoals hieronder afgebeeld.
Figuur 1: Samenhang van de documentatie.
Naast deze documenten is er een document dat het systeem van de BRO als geheel beschrijft met als titel BRO-architectuur. In dat document wordt het ontwerp en de algemene werking van de BRO beschreven. Het document BRO-architectuur is alleen nog in een eerste en prille versie beschikbaar.
Leeswijzer
Hoofdstuk 1 geeft het doel en de doelgroep, de samenhang met andere documenten en de versiehistorie van deze catalogus.
Hoofdstuk 2 behandelt enkele algemene aspecten van het BRO-systeem en begrippen van algemene aard.
Hoofdstuk 3 legt uit wat geotechnisch sondeeronderzoek is, wat de plaats is van het object in de gegevenssystematiek van de basisregistratie ondergrond en vertelt wat de benadering is geweest bij het opstellen van de gegevensdefinitie.
Hoofdstuk 4 geeft de definitie van het registratieobject, van de delen waaruit het is opgebouwd, de entiteiten, en van de eigenschappen van die delen, de attributen.
Hoofdstuk 5 ten slotte geeft de definitie van de enumeraties en codelijsten waarnaar in hoofdstuk 4 verwezen wordt.
Versiehistorie
Versie | Datum | Omschrijving |
Maart 2016 | Maart 2016 | Versie voor het systeem dat op 18 januari 2017 in productie is gegaan. Versie voor publieke consultatie |
0.9 | 11 mei 2017 | Versie waarin het commentaar uit de publieke consultaties van de vorige versie en de AMvB, en de gevolgen van de consolidatie van het systeem zijn verwerkt. |
1.0 | 21 juni 2017 | Versie vastgesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. |
Contactinformatie
Voor vragen, suggesties of opmerkingen over de inhoud van dit document kunt u contact opnemen met de BRO Servicedesk. Bel 088 – 8644 999 of mail naar support@broservicedesk.nl.
Verder vindt u op basisregistratieondergrond.nl verdere technisch inhoudelijke instructie voor het aanleveren van gegevens aan de landelijke voorziening BRO.
Algemene kenmerken en begrippen
Opzet van het systeem
De basisregistratie ondergrond is een systeem dat een schakel vormt in een informatieketen. Aan het begin van de keten staan bestuursorganen die opdracht geven tot de productie van gegevens, of zelf gegevens produceren. Die bestuursorganen worden bronhouders genoemd. De geproduceerde gegevens worden door een dataleverancier geleverd aan de beheerder van het systeem, de registerbeheerder. De bronhouder is verantwoordelijk voor de levering van gegevens. Hij kan besluiten zelf dataleverancier te zijn of andere partijen een machtiging voor levering te verlenen. De beheerder van de BRO registreert de aangeleverde gegevens en levert ze voor (her)gebruik door aan allerlei afnemers.
De opzet van het systeem moet begrepen worden vanuit de verantwoordelijkheden die in de keten zijn belegd. De aangeleverde gegevens vallen onder de verantwoordelijkheid van de bronhouder en de registerbeheerder mag die gegevens niet veranderen. De registerbeheerder moet echter wel gegevens toevoegen om het systeem te kunnen beheren en hij kan gegevens toevoegen om de afnemers goed van dienst te kunnen zijn.
Bij wet is geregeld dat de basisregistratie ondergrond zo wordt opgezet dat er onderscheid bestaat tussen de gegevens die aan de registerbeheerder zijn aangeleverd en de gegevens die de registerbeheerder aan de afnemers verstrekt. Het systeem valt uiteen in twee grote deelsystemen, het register brondocumenten ondergrond en de registratie ondergrond (zie figuur 2).
Figuur 2: De twee grote deelsystemen van de BRO.
Een geheel van gegevens dat door of onder verantwoordelijkheid van een bronhouder wordt aangeleverd, wordt een brondocument genoemd. De brondocumenten worden in het register brondocumenten ondergrond opgeslagen. De gegevens uit de brondocumenten worden samen met de gegevens die de registerbeheerder toevoegt in de registratie ondergrond vastgelegd. De registratie ondergrond is het deelsysteem dat gebruikt wordt voor uitgifte.
Met deze opzet verkrijgt het systeem de nodige flexibiliteit. Zo kan een object in de registratie ondergrond gegevens bevatten die uit meer dan één brondocument afkomstig zijn en bij uitgifte kunnen gegevens van verschillende objecten met elkaar gecombineerd worden. Ook is het mogelijk met het brondocument gegevens op te slaan die alleen voor de bronhouder en de aanleverende partij van belang zijn.
De gegevensdefinitie dekt alle gegevens die opgenomen zijn in de registratie ondergrond. Verreweg de meeste gegevens komen uit de brondocumenten die de dataleverancier aanlevert en een paar gegevens komen voort uit de overdracht van een brondocument aan de registerbeheerder. Aan de aangeleverde gegevens worden enkele gegevens door de registerbeheerder toegevoegd. Als een gegeven is toegevoegd door de BRO wordt dat in de beschrijving expliciet vermeld.
Alle gegevens in de registratie ondergrond worden uitgegeven, maar niet alle afnemers kunnen alle gegevens geleverd krijgen. De gegevens die niet aan alle afnemers worden uitgeleverd zijn de gegevens die alleen nodig zijn in de communicatie tussen de registerbeheerder enerzijds en de dataleveranciers en bronhouders anderzijds.
Registratieobject
Het registratieobject is dé eenheid in de data-architectuur van de basisregistratie ondergrond. Voor de registerbeheerder is het de elementaire bouwsteen van het systeem dat hij moet beheren.
Een registratieobject verwijst naar een eenheid van informatie die onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder valt en die met een bepaald doel is of wordt gemaakt. Het is in directe of indirecte zin gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een registratieobject een plaats op het aardoppervlak heeft of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een plaats op het aardoppervlak.
Een registratieobject is niet alleen in de ruimte maar ook in de tijd gedefinieerd. Het leven van een registratieobject begint op het moment dat de gegevens zijn geregistreerd en dat is zo kort mogelijk nadat de gegevens zijn geproduceerd. De levensduur van een registratieobject, en de veranderlijkheid van de gegevens verschilt van object tot object. Een grondwatermonitoringput kan tientallen jaren gebruikt worden voor het meten van grondwaterstanden en in de periode kunnen er nieuwe gegevens ontstaan. Dat betekent dat de gegevens van de put in de registratie ondergrond gedurende zijn hele levensduur bijgewerkt moeten kunnen worden. Aan de andere kant van het spectrum staan de objecten waarvan alle gegevens in een keer worden vastgelegd. Geotechnisch sondeeronderzoek is daar een voorbeeld van. Sondeeronderzoek is eenmalig onderzoek en het resultaat ervan kan al na één of enkele dagen aan de bronhouder worden overhandigd.
Registratiedomein
Registratieobjecten worden in de basisregistratie ondergrond gegroepeerd in domeinen. Vooralsnog worden zes domeinen onderscheiden:
- bodem- en grondonderzoek
- bodemkwaliteit
- grondwatermonitoring
- grondwatergebruik
- mijnbouwwet
- modellen.
De domeinen zijn vanuit het oogpunt van beheer van belang voor de ordening van het systeem. Daarnaast zijn zij nuttig in de communicatie met de partijen die bij de realisatie van het systeem betrokken zijn.
Kwaliteitsregime
In de basisregistratie ondergrond worden niet alleen gegevens geregistreerd die dateren van na de datum waarop de wet van kracht is geworden. Ook oudere gegevens zullen in de basisregistratie ondergrond worden opgenomen. De noodzaak daartoe ligt in de wet verankerd. Die schrijft voor dat de gegevens uit de eerder bestaande systemen DINO en BIS zo veel mogelijk naar de BRO moeten worden overgezet. Verder staat de wet toe dat bronhouders tot vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet historische gegevens ter registratie mogen aanbieden.
Historische gegevens kunnen niet altijd voldoen aan de strikte regels die de BRO stelt. Zo kan het voorkomen dat voor gegevens die volgens de strikte regels van de BRO verplicht zijn, geen waarde bekend is. Om de verwerking van de twee categorieën gegevens naast elkaar mogelijk te maken, worden twee kwaliteitsregimes gehanteerd. Voor de aanlevering van gegevens volgens de strikte regels geldt het IMBRO-regime. Bij de aanlevering van historische gegevens wordt geaccepteerd dat een aantal formeel verplichte gegevens geen waarde heeft. Voor deze gegevens wordt het IMBRO/A-regime gehanteerd en dat kent dus minder strikte regels.
De introductie van de twee kwaliteitsregimes geeft de bronhouder gedurende een bepaalde periode een zekere mate van vrijheid. Het kan bijvoorbeeld praktisch blijken het IMBRO/A-regime te hanteren voor gegevens die weliswaar pas na de datum waarop de wet in werking is getreden zijn geproduceerd maar die voortkomen uit opdrachten die al voor die datum zijn gegeven. Ook kan het voorkomen dat historische gegevens wel aan alle strikte voorwaarden voldoen en dan is het wenselijk de gegevens onder IMBRO-regime aan te leveren.
De periode waarin de bronhouders die vrijheid hebben wordt de transitieperiode genoemd. Over de duur van de transitieperiode zijn nog geen afspraken gemaakt. Na afloop van de transitieperiode kan alleen onder het strikte IMBRO-regime worden aangeleverd.
Formele en materiële geschiedenis
De basisregistratie ondergrond maakt deel uit van een stelsel van basisregistraties. Binnen het stelsel maakt men onderscheid tussen de materiële geschiedenis en de formele geschiedenis van een object.
Het begrip materiële geschiedenis wordt gebruikt om de veranderingen van eigenschappen van een object in de werkelijkheid aan te duiden. De materiële geschiedenis van een object wordt, voor zover relevant, in de registratie ondergrond vastgelegd. Niet alle registratieobjecten hebben een materiële geschiedenis, alleen de objecten met een levensduur, zoals de grondwatermonitoringput.
Het begrip formele geschiedenis wordt gebruikt voor de veranderingen van eigenschappen van een object in de registratie zelf. De meeste van die veranderingen gaan terug op een verandering van eigenschappen in de werkelijkheid, en de formele geschiedenis geeft aan wanneer de veranderingen in het systeem geregistreerd zijn. De formele geschiedenis kent ook gebeurtenissen die niet het gevolg zijn van een verandering in de werkelijke eigenschappen van een object. Die gebeurtenissen hebben betrekking op correcties. Het kan gebeuren dat een bronhouder erachter komt dat er een onjuiste waarde was geregistreerd en dan zorgt hij ervoor dat die verbeterd wordt. De registratie van de verbetering is een formele gebeurtenis.
Alle registratieobjecten hebben een formele geschiedenis en die wordt in de registratie ondergrond globaal vastgelegd in de registratiegeschiedenis van het object. Globaal wil zeggen dat de registratie ondergrond alleen een overzicht van de formele geschiedenis geeft. Voor de details moet het register brondocumenten ondergrond worden geraadpleegd.
Bij correctie wordt het betreffende gegeven in de registratie ondergrond overschreven en is de oude waarde van het gegeven niet meer direct beschikbaar voor de afnemers.
Zou een afnemer toch willen weten wat de eerdere foute waarde was, dan moet hij het register brondocumenten ondergrond raadplegen.
Coördinaten en referentiestelsels
De registratieobjecten van de basisregistratie ondergrond zijn gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een object zelf een plaats op het aardoppervlak, een locatie, heeft, of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een locatie. Afhankelijk van het type registratieobject, wordt de locatie geregistreerd als een punt, een lijn of een vlak.
De locatie is de horizontale positie van een object. Voor bepaalde objecten is het voldoende dat alleen die horizontale positie wordt vastgelegd, maar voor veel objecten is ook de verticale positie van belang.
Posities worden vastgelegd in coördinaten en die zijn gedefinieerd in een bepaald referentiestelsel.
Er zijn verschillende typen referentiestelsels. Zo spreekt men van horizontale referentiestelsels (2D), verticale referentiestelsels (1D), gecombineerde referentiestelsels (2D, 1D) en werkelijke 3D referentiestelsels. In Nederland worden de horizontale en de verticale component van een positie in een afzonderlijk stelsel uitgedrukt. Het is vandaag de dag mogelijk met gps een positie in een 3D-referentiestelsel vast te leggen, maar de wens over te stappen op het gebruik van 3D is nog door geen van de partijen die betrokken zijn bij de basisregistratie ondergrond naar voren gebracht.
R eferentie stelsels voor de horizontale positie
In Nederland zijn traditioneel verschillende referentiestelsels voor de horizontale positie in gebruik. In 2009, bij de eerste voorbereidingen voor de totstandkoming van de basisregistratie ondergrond, is al vastgesteld dat de verscheidenheid aan referentiestelsels de basisregistratie ondergrond voor problemen stelt omdat de registratie dan niet gemakkelijk op een eenduidige manier bevraagd kan worden. In de registratie ondergrond worden namelijk zowel gegevens met een locatie op land als gegevens met een locatie op zee geregistreerd. In de toenmalige praktijk werden op land en op zee verschillende stelsels gebruikt. Op land werd RD gebruikt en op zee waren verschillende stelsels in gebruik, waarvan WGS84 de belangrijkste was.
In 2009 was ook al bekend dat de Europese kaderrichtlijn INSPIRE de lidstaten vraagt de gegevens in Europa in één referentiestelsel uit te gaan wisselen, te weten in ETRS89. Met dat in gedachten, is het besluit genomen het BRO-systeem zo in te richten dat de registratie bevraagd gaat worden in ETRS89.
Het besluit wordt ondersteund door ontwikkelingen in Nederland. Sinds 2013 wordt er door de drie belangrijkste autoriteiten in Nederland op het gebied van referentiestelsels, het Kadaster, de Dienst der Hydrografie en Rijkswaterstaat, gewerkt aan de totstandkoming van nieuwe afspraken. Die afspraken moeten in lijn zijn met Europese afspraken en leiden tot heldere en eenduidige transformatieprocedures tussen referentiestelsels. Concreet betekent dit dat in Nederland op termijn het ETRS89-stelsel als standaard zal worden gehanteerd voor het uitwisselen van geo-informatie.
Het besluit betekent niet dat de gegevens ook in ETRS89 aangeleverd moeten worden. De basisregistratie ondergrond voorziet een periode van transitie waarin de aanleverende partijen zelf bepalen wanneer zij overstappen op ETRS89. Die periode zal naar verwachting jaren duren. Om de transitie te ondersteunen hanteert de basisregistratie ondergrond de volgende spelregels:
- Gegevens mogen in een beperkt aantal referentiestelsels worden aangeleverd (RD, WGS84 en ETRS89).
- Voor locaties op land wordt alleen RD of ETRS89 toegestaan.
- Voor locaties op zee wordt alleen WGS84 of ETRS89 toegestaan.
- De aangeleverde coördinaten worden in de registratie opgeslagen.
- De aangeleverde coördinaten worden door de basisregistratie ondergrond getransformeerd naar het ETRS89 referentiestelsel.
- De getransformeerde coördinaten worden naast de aangeleverde coördinaten opgeslagen.
- Bij de getransformeerde coördinaten wordt ook een identificatie van de gebruikte transformatiemethode opgeslagen.
- Als de coördinaten in ETRS89 zijn aangeleverd, dan staat bij aangeleverde en getransformeerde positie dezelfde informatie. Voor de locatie worden de getransformeerde coördinaten en de aangeleverde coördinaten beide aan de afnemers verstrekt.
R eferentie stelsels voor de verticale positie
In Nederland zijn voor verticale posities op land en zee verschillende referentiestelsels in gebruik. Op land wordt NAP gebruikt. Op zee is het in de voor de BRO relevante werkvelden gebruikelijk posities uit te drukken t.o.v. het gemiddeld zeeniveau (MSL, Mean Sea Level), maar posities t.o.v. LAT komen ook voor (Lowest Astronomical Tide). Dit laatstgenoemde stelsel wordt in de kaderrichtlijn INSPIRE genoemd als het stelsel van voorkeur voor het uitdrukken van verticale posities op zee. De basisregistratie ondergrond staat daarom op zee het gebruik van LAT naast MSL toe. Aangeleverde verticale posities worden door de BRO niet getransformeerd.
Gegevens op land en op zee
De basisregistratie ondergrond bevat gegevens over de ondergrond van Nederland en zijn zgn. Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het van belang te weten of de locatie van een object op zee of op land ligt.
Als scheidingslijn tussen land en zee wordt in de basisregistratie ondergrond de UNCLOS-basislijn gehanteerd. Het beheer van de basislijn valt onder de verantwoordelijkheid van de Dienst der Hydrografie van het ministerie van Defensie. Deze dienst voert die taak uit op basis van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uit 1982, dat in het Engels de United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) heet.
De basislijn is opgebouwd uit de nulmeterdieptelijn zoals weergegeven op de zeekaarten en enkele rechte basislijnen die onder meer de monding van de Westerschelde en de wateren tussen de Waddeneilanden afsluiten.
De grens tussen land en zee is veranderlijk. De Dienst der Hydrografie stelt de grens opnieuw vast wanneer daartoe voldoende aanleiding is. De BRO hanteert bij inname de meest recente versie van de UNCLOS-basislijn en controleert daarmee of de juiste referentiestelsels gebruikt worden.
Tussen het moment waarop de locatie van een object wordt bepaald en het moment waarop het gegeven in de basisregistratie ondergrond wordt vastgelegd verloopt enige tijd. In die periode kan de positie van de UNCLOS-basislijn opnieuw zijn vastgesteld, en dan ontstaat er een discrepantie die bij het aanleveren van gegevens tot problemen kan leiden. Wanneer een dergelijk probleem zich voordoet, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.
Een soortgelijk probleem doet zich voor met betrekking tot de begrenzing van Nederland, met name van het Nederlands territoir. De grenzen van Nederland worden ieder jaar op 1 januari vastgesteld door het Kadaster en vastgelegd in de basisregistratie kadaster. De BRO controleert bij inname of een object in het gebied ligt dat Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone omvat, en hanteert daarbij de actuele grenzen. Ook bij problemen die te herleiden zijn tot een verandering in de begrenzing van Nederland, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.
Nauwkeurigheid van getalswaarden
Voor zinvol gebruik van gegevens met een getalswaarde is het noodzakelijk dat de nauwkeurigheid van die gegevens bekend is.
Het begrip nauwkeurigheid laat zich in deze context het best omschrijven als de juistheid van een gemeten of berekende waarde. In de meeste processen waarin de waarde van een gegeven wordt bepaald, kan de afwijking van de daadwerkelijke waarde slechts via een kalibratie- of statistisch proces worden verkregen. Het resultaat omvat dan niet alleen een van de mogelijke realisaties van een meetwaarde maar ook informatie over de mogelijke spreiding van de meetwaarden.
De basisregistratie ondergrond gaat ervan uit dat de producenten van gegevens de metingen en berekeningen uitvoeren binnen een stelsel van afspraken dat binnen het desbetreffende werkveld is vastgelegd. Uitgangspunt is dat ook de eisen waaraan de gegevens op het gebied van nauwkeurigheid moeten voldoen in afspraken zijn vastgelegd. Dat kunnen praktische werkafspraken zijn, maar ook afspraken die vertaald zijn naar ISO- en NEN-normen. In de gegevensdefinitie wordt in beginsel verwezen naar die normen. Waar deze normen niet voorzien in afspraken over de nauwkeurigheid, stelt de basisregistratie ondergrond hieraan specifieke eisen. Deze zijn dan vermeld in de gegevensdefinitie.
Authentiek gegeven
In de wet is een aantal gegevens expliciet als authentiek aangeduid. Dit wordt in de gegevensdefinitie nader uitgewerkt; verreweg de meeste gegevens zijn authentiek.
Met de aanduiding authentiek wordt, zoals geformuleerd in de memorie van toelichting op de wet, tot uitdrukking gebracht dat:
- Het gegeven in samenhang met andere gegevens door een groot aantal bestuursorganen in verschillende processen wordt gebruikt en derhalve bestemd is voor informatie-uitwisseling tussen bestuursorganen;
- de verantwoordelijkheid voor betrouwbaarheid van het gegeven eenduidig geregeld is;
- het gegeven onderworpen is aan intern en extern kwaliteitsonderzoek, en
- het gegeven zich leent voor verplicht gebruik door bestuursorganen en eenmalige verstrekking door burgers en bedrijven aan de overheid.
In de praktijk mag een gebruiker van de gegevens ervan uitgaan dat alle gegevens correct zijn. De gegevensdefinitie moet de gebruiker alle informatie geven die voor een goed begrip daarvan nodig is.
Heeft een gebruiker echter gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven dan wordt verwacht dat hij de registerbeheerder daarvan op de hoogte brengt. Bestuursorganen zijn, bij gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven (of het ontbreken ervan), zelfs verplicht daarvan melding te maken.
Voor alle gegevens is aangegeven of ze authentiek zijn. Ook is voor alle gegevens aangegeven of ze een waarde moeten hebben. Dat laat zien dat er gegevens kunnen zijn die authentiek zijn maar geen waarde hoeven te hebben. Juist omdat er verplichtingen gelden t.a.v. authentieke gegevens, vraagt dit om een korte toelichting.
Wanneer een authentiek gegeven geen waarde heeft moet de gebruiker ervan uitgaan dat het gegeven niet is geproduceerd. Dat geval kan zich uiteraard alleen voordoen wanneer er vrijheid van beslissen bestaat bij de bronhouder of de producent.
Voor de duidelijkheid, als er wel een waarde is dan moet die ook in de BRO worden opgenomen. Bij gerede twijfel over het ontbreken van een waarde, moet een bestuursorgaan dat melden.
Geotechnisch sondeeronderzoek
Bodem- en grondonderzoek
Geotechnisch sondeeronderzoek is een van de vijf registratieobjecten in het domein bodem- en grondonderzoek. Het gaat in dit domein om onderzoek dat erop gericht is gegevens te produceren over de opbouw en eigenschappen van bodem en ondergrond zonder dat daarvoor direct een bepaald wettelijk of beleidsmatig kader bestaat. Vaak wordt het onderzoek uitgevoerd omdat men de opbouw en de eigenschappen van de ondergrond moet kennen voor het realiseren van projecten in de grond-, weg- en waterbouw, de utiliteitsbouw, voor het onderhoud van bestaande infrastructuur, of om de geschiktheid van de ondergrond voor land- of natuurbouw te onderzoeken.
Het onderzoek kan direct in het veld worden uitgevoerd, maar soms is het een combinatie van veld- en laboratoriumonderzoek.
Naast geotechnisch sondeeronderzoek omvat het domein nog vier registratieobjecten:
- booronderzoek
- geo-elektrisch onderzoek
- profielkuilonderzoek
- seismisch onderzoek.
De vijf registratieobjecten staan op zichzelf en hebben eigen locaties.
Voor de wet valt het geotechnisch sondeeronderzoek overigens onder het begrip verkenning. Een verkenning is in de wet gedefinieerd als een waarneming van de opbouw van de ondergrond op een punt, langs een lijn of in een vlak.
Sonderen
Geotechnisch sondeeronderzoek is de formele naam die in de BRO gebruikt wordt en het begrip verwijst naar een onderzoekstechniek die gewoonlijk sonderen wordt genoemd. Bij sonderen wordt de informatie direct in het veld verzameld. Sondeeronderzoek is binnen het domein van de geotechniek ontwikkeld. Bij dit type onderzoek wordt een sondeerconus met constante snelheid de grond ingedrukt en terwijl de conus naar beneden gaat, worden quasi-continu waarnemingen gedaan aan fysieke grootheden.
De techniek is oorspronkelijk ontwikkeld om inzicht te krijgen in het dragend vermogen van de ondergrond om op basis daarvan funderingen te ontwerpen. De grootheid die daartoe gemeten werd en wordt, is de weerstand die de conus op de weg naar beneden ondervindt. In de afgelopen decennia heeft de sondeertechniek zich sterk ontwikkeld en inmiddels is het mogelijk een breed scala aan grootheden te meten. De techniek wordt in Nederland overigens nog steeds in hoofdzaak gebruikt voor het ontwerp van funderingen, maar de resultaten kunnen ook veel breder worden gebruikt omdat zij in meer algemene zin inzicht geven in de eigenschappen en de opbouw van de ondergrond.
Registratieobject Geotechnisch sondeeronderzoek
Een registratieobject is de belangrijkste eenheid van informatie in de basisregistratie ondergrond. Een registratieobject bestaat uit delen (entiteiten), en de delen hebben eigenschappen (attributen). Om het geotechnisch sondeeronderzoek als informatieobject te definiëren, is een bepaalde benadering gevolgd en die wordt kort toegelicht.
Het feitelijke sondeeronderzoek levert een resultaat en dat bevat informatie over het deel van de ondergrond dat op een bepaalde locatie in het veld middels een sonde is onderzocht. Die informatie bestaat uit waarden die zijn bepaald van eigenschappen van het onderzochte deel van de ondergrond.
In deze paar zinnen zijn de belangrijkste entiteiten van geotechnische sondeeronderzoek in de basisregistratie ondergrond eigenlijk benoemd: er is sondeonderzoek uitgevoerd op een specifieke locatie, aan een specifiek deel van de ondergrond en dat onderzoek heeft resultaten opgeleverd. De resultaten geven de waarden van eigenschappen van het onderzochte deel van de ondergrond.
In het denken over wat het object geotechnisch sondeeronderzoek is en hoe de informatie van dat object voor de basisregistratie ondergrond moet worden gemodelleerd staat het begrip onderzoek centraal. Het begrip onderzoek koppelt een resultaat aan een object van onderzoek en in het geval van de basisregistratie ondergrond is dat een deel van de ondergrond.
Onder onderzoek moet men in essentie aan een activiteit, een proces of een aaneenschakeling van activiteiten of processen denken. Waarom onderzoek een centrale plaats in het denken inneemt, behoeft wel enige toelichting omdat men in eerste instantie zou denken dat de informatie waar het allemaal om draait, het resultaat van het onderzoek is. Inderdaad gaat het uiteindelijk om het resultaat van onderzoek, dat is immers de informatie die men wil gebruiken. Maar de reden dat het onderzoek in de modellering centraal wordt gesteld, is dat wat een geotechnische sondering uniek maakt niet het resultaat of het object van onderzoek is, maar dat er onderzoek is gedaan.
Het onderzoek is de entiteit die het moeilijkst in gegevens kan worden vastgelegd. Onderzoek is veelal een aaneenschakeling van activiteiten en de uitvoering van ieder van die activiteiten kan beïnvloed worden door een groot aantal factoren. Het resultaat van het onderzoek kan daarmee niet los worden gezien van het proces waaruit het voortkomt. We moeten ons daarbij voor ogen houden dat het doel van de basisregistratie hergebruik van informatie is. Om het gebruik van het resultaat van het onderzoek nu en in de toekomst mogelijk te maken, moeten juist de gegevens die het proces beschrijven geregistreerd worden. Anders gezegd, het leidend principe in de modellering is eigenlijk dat informatie per definitie het resultaat is van een proces (of liever een aaneenschakeling van processen) en dat de gebruiker dat proces moet kennen om inzicht te krijgen in de waarde die de informatie heeft in relatie tot het doel waarvoor hij de informatie wil gebruiken.
Om het geotechnische sondeeronderzoek als eenheid te definiëren wordt vanuit het proces gedacht. De kernvragen daarbij zijn: waarmee begon het proces dat tot een geotechnische sondering heeft geleid en waarmee eindigde het?
Voor de basisregistratie ondergrond begint de geschiedenis bij het uitvoeren van een opdracht tot onderzoek en eindigt de geschiedenis op het moment dat alle gegevens uit het onderzoek correct in de basisregistratie ondergrond zelf zijn vastgelegd. Van de opdracht tot het uitvoeren van sondeeronderzoek worden geen gegevens expliciet vastgelegd. Wel wordt er bij de registratie in de BRO impliciet informatie over de opdracht vastgelegd omdat gespecificeerd wordt binnen welk kader de gegevens aan de registratie worden aangeleverd.
Domeinmodel
Vanuit de geschetste benadering is het registratieobject geotechnisch sondeeronderzoek in volledigheid beschreven en gemodelleerd. Dat laatste wil niet anders zeggen dan dat het object op inzichtelijke en samenhangende manier is opgesplitst in delen om duidelijk te kunnen maken waaruit de informatie is opgebouwd.
Modellering van informatie kent verschillende invalshoeken. In de catalogus wordt het inhoudelijke perspectief gekozen omdat dat met name waarde heeft in de communicatie tussen mensen. Een dergelijk model wordt in de basisregistratie ondergrond een domeinmodel genoemd. Uit het domeinmodel wordt een technisch model afgeleid dat ook meeweegt dat informatiesystemen efficiënt met elkaar moeten kunnen communiceren. Het meer technische model heet productmodel en dat staat aan de basis van de technische documentatie.
Een domeinmodel is een hulpmiddel dat het makkelijker maakt de informatie-inhoud te definiëren. Het geeft ook een goed overzicht van het geheel aan gegevens en om die reden is het domeinmodel opgenomen in de gegevensdefinitie van een registratieobject. Voor het domeinmodel wordt de UML-notatie gebruikt. Met kennis van de gebruikte symbolen is het gemakkelijk te lezen. In hoofdstuk 4 worden de gegevens in het model nader beschreven.
Het domeinmodel (figuur 3) beschrijft het object geotechnisch sondeeronderzoek zoals dat in de registratie ondergrond is vastgelegd. Het model beschrijft een object dat voldoet aan het strikte kwaliteitsregime (IMBRO). Eventuele bijzonderheden voor IMBRO/A zijn niet in het domeinmodel zichtbaar, maar worden bij de uitwerking in hoofdstuk 4 wel expliciet beschreven. Het domeinmodel laat ook zien welke gegevens alleen aan de dataleverancier en de bronhouder worden uitgeleverd.
In het domeinmodel wordt de kardinaliteit van attributen en entiteiten gegeven. De kardinaliteit geeft aan hoe vaak een gegeven voorkomt. De meeste gegevens hebben kardinaliteit 1 en dat betekent dat een gegeven precies een keer voorkomt. Sommige gegevens mogen een of meer keer voorkomen, die hebben kardinaliteit 1..*. Een derde categorie vormen de gegevens die kardinaliteit 0..1 hebben. Een dergelijk gegeven komt 1 keer voor of niet. De laatste categorie heeft kardinaliteit
0..*, en een dergelijk gegeven kan 0, 1 of meer keren voorkomen.
In het domeinmodel is de kardinaliteit van entiteiten consequent opgenomen; de vier varianten komen alle voor. Bij attributen komen maar twee varianten voor, kardinaliteit 1 en kardinaliteit 0..1. Om het geheel overzichtelijk te houden is de standaardwaarde kardinaliteit 1 niet opgenomen, en wordt
alleen kardinaliteit 0..1 vermeld.
De kardinaliteit in het domeinmodel moet overigens altijd in samenhang met de regels die in de definitie van het gegeven zijn opgenomen worden begrepen. De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is.
Om het model makkelijker te kunnen lezen wordt hier een globale beschrijving van het registratieobject en de belangrijkste entiteiten gegeven.
Figuur 3: Domeinmodel Geotechnisch sondeeronderzoek
Leeswijzer | |
---|---|
Attribuut | |
+ | wordt uitgeleverd aan alle afnemers |
- | wordt alleen uitgeleverd aan bronhouder/ dataleverancier |
Kardinaliteit | |
[1] | komt 1 keer voor |
[1..*] | komt 1 of meer keer voor |
[0..1] | komt 1 keer of niet voor |
[0..*] | komt 1 keer, meer keer, of niet voor |
Geotechnisch sondeeronderzoek
Geotechnisch sondeeronderzoek is het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een specifiek sondeeronderzoek dat op een specifieke locatie in Nederland is uitgevoerd en dat door of onder de verantwoordelijkheid van een bepaalde bronhouder is aangeleverd aan de registerbeheerder van de BRO en vervolgens onder zijn verantwoordelijkheid in de registratie ondergrond is opgenomen. De activiteiten van het sondeeronderzoek omvatten in ieder geval het op locatie doen van metingen met een sondeerapparaat en de uiteindelijke rapportage van de resultaten aan de opdrachtgever. Gegevens over de plaats waar het onderzoek is uitgevoerd worden over verschillende entiteiten verdeeld.
Sondeonderzoek
Het sondeonderzoek vormt de kern van het geotechnisch sondeeronderzoek. Het is de typering van het geheel van activiteiten dat binnen het sondeeronderzoek is uitgevoerd om met het sondeerapparaat de waarde van bepaalde parameters te meten en die metingen voor de opdrachtgever tot een resultaat te bewerken. De nauwkeurigheid van de gemeten parameters wordt impliciet verantwoord doordat het geotechnisch sondeeronderzoek in zijn geheel aan een bepaalde norm voldoet.
Het sondeonderzoek koppelt de resultaten die eruit voortkomen aan het door de sonde bemeten deel van de ondergrond (traject). Het sondeonderzoek bestaat altijd uit het uitvoeren van een conuspenetratietest. De conuspenetratietest kan één of meer keren onderbroken worden om een dissipatietest uit te voeren. Dat is een ander type test, met een eigen resultaat.
De meetresultaten worden altijd bewerkt. De activiteiten die uitgevoerd zijn om de metingen te bewerken voor de uiteindelijke rapportage worden apart vastgelegd (de bewerking).
Resultaat
Het resultaat geeft de waarden van de bepaalde parameters op bepaalde posities in het sondeertraject (conuspenetratietest resultaat), dan wel het verloop van de waarde van gemeten parameters op één bepaalde positie in de tijd (dissipatietest resultaat). Sommige parameters hebben betrekking op de positie van de meting, maar de meeste parameters geven eigenschappen van de ondergrond weer.
Sondeerapparaat
Het sondeerapparaat is een typering van het apparaat dat bij het sondeeronderzoek is gebruikt. Het belangrijkste onderdeel van het apparaat wordt de sondeerconus genoemd en dat is het eigenlijke meetinstrument oftewel de sonde. De sondeerconus bestaat uit twee functionele onderdelen, de kleefmantel en de conuspunt. De conuspunt omvat niet alleen het kegelvormig uiteinde van de sondeerconus maar ook het cilindrisch deel daar direct boven. De kleefmantel zit daar weer boven. Voor de meeste gemeten parameters kan vóór en na het uitvoeren van het sondeonderzoek de waarde worden afgelezen die het apparaat aangeeft zonder belasting (nulmeting). De nulmetingen worden gebruikt om vast te stellen of en in hoeverre het apparaat tijdens het sonderen aan betrouwbaarheid heeft ingeboet.
Aanvullend onderzoek
In sommige gevallen worden er in het veld aanvullend onderzoek gedaan. Het gaat om waarnemingen die vaak met het blote oog worden gedaan. Wanneer de ondergrond tot een bepaalde diepte wordt weggegraven voordat met het sondeonderzoek wordt begonnen, wordt er een beschrijving van de weggehaalde lagen gemaakt (verwijderde laag).
Registratiegeschiedenis
De registratiegeschiedenis van een geotechnisch sondeeronderzoek geeft de essentie van de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond, de zgn. formele geschiedenis. De registratiegeschiedenis vertelt bijvoorbeeld wanneer een object is geregistreerd en of er na registratie correcties zijn doorgevoerd.
Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen
Inleiding
Dit hoofdstuk vormt het hart van de catalogus, de definitie van de gegevens van geotechnisch sondeeronderzoek. In paragraaf 4.4 wordt de formele definitie van het registratieobject gegeven en in paragraaf 4.5 de definities van de entiteiten waaruit het object is opgebouwd en van de eigenschappen van die entiteiten, de attributen. De entiteiten worden op volgorde van de nummers in het domeinmodel behandeld. De volgende gegevens zijn vastgelegd:
- De Nederlandse naam van de entiteit of het attribuut (naam).
- De definitie van de entiteit of het attribuut (definitie).
- De kardinaliteit van de entiteit of het attribuut (kardinaliteit).
- De aanduiding of een attribuut authentiek is of niet (authentiek).
- De naam van het domein voor de waarden van het attribuut (domein), met afhankelijk van het type domein nadere informatie over de waarden.
- Eventueel de naam van het domein van het attribuut voor IMBRO/A (domein IMBRO/A), wanneer het uitzonderlijke geval zich voordoet dat er voor IMBRO/A een ander domein geldt dan voor IMBRO.
- Eventueel de regels die in aanvulling op de kardinaliteit en de bepalingen van het domein gelden en door de basisregistratie ondergrond in controles zijn opgenomen, bijvoorbeeld om de consistentie van het brondocument vast te stellen (regels).
- Eventueel de regels die voor IMBRO/A gelden, wanneer het uitzonderlijke geval zich voordoet dat er voor IMBRO/A aanvullende regels gelden (regels IMBRO/A).
- Eventueel een toelichting om zo nodig aanvullende informatie te geven over de herkomst van het gegeven, de reden waarom het is opgenomen of de betekenis van het gegeven (toelichting).
Voorafgaand aan de definities wordt een toelichting gegeven die voor een goed begrip nodig is. Eerst wordt de typering van domeinen behandeld en vervolgens de relatie tussen kardinaliteit en regels.
Type domeinen
Een domein beschrijft welke waarden een attribuut mag hebben. Domeinen zijn van een bepaald type en de typen die in de registratie ondergrond worden gebruikt worden hieronder toegelicht.
Enumeratie
Een domein van het type enumeratie is een limitatieve opsomming van waarden. Het is een keuzelijst met een bepaalde naam. Er wordt voor een enumeratie gekozen wanneer alle waarden bekend zijn en uitbreiding niet mogelijk is. Wanneer een attribuut een domein van het type enumeratie heeft, wordt bij de beschrijving van het attribuut de naam van de lijst opgenomen. De inhoud van de lijst zelf wordt in hoofdstuk 5 beschreven. In het domeinmodel wordt het domein aangeduid met zijn naam.
Codelijst
Een domein van het type codelijst is een uitbreidbare opsomming van waarden. Het is een keuzelijst met een bepaalde naam. Er wordt voor een codelijst gekozen wanneer niet alle waarden bekend zijn en uitbreiding mogelijk moet zijn. De inhoud van een codelijst kan voor IMBRO anders zijn dan voor IMBRO/A . Wanneer een attribuut een domein van het type codelijst heeft, wordt bij de beschrijving van het attribuut de naam van de lijst opgenomen. De inhoud van de codelijst zelf wordt in hoofdstuk 5 beschreven. In het domeinmodel wordt het domein aangeduid met zijn naam.
Tekst
Een domein van het type tekst bestaat uit een stuk tekst van een bepaalde maximale lengte. De tekst mag alleen bestaan uit de tekens die voorkomen in de MES-1 set. De MES-1 set omvat 335 tekens en wordt gebruikt binnen de landen van de Europese Unie die een Latijns schrift kennen.
Een domein van het type tekst wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding tekst ook de maximale lengte mee te geven. In het domeinmodel wordt het domein aangeduid als TekstN, waarbij N de maximale lengte aangeeft.
Aantal
Een domein van het type aantal is een natuurlijk getal met een bepaalde maximale lengte. Het wordt gebruikt voor een telbare hoeveelheid. Een domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding ook de maximale lengte mee te geven. In het domeinmodel is de algemene aanduiding AantalN, waarbij N de maximale lengte aangeeft.
Nummer
Een domein van het type nummer is een opeenvolging van cijfers met een bepaalde maximale lengte. Een nummer heeft geen rekenkundige betekenis, maar heeft een betekenisvolle volgorde.
Een domein van het type nummer wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding nummer ook de maximale lengte mee te geven. In het domeinmodel is de algemene aanduiding NummerN, waarbij N de maximale lengte aangeeft.
Code
Een domein van het type code is een opeenvolging van cijfers, van letters of van cijfers en letters met een bepaalde opbouw en met een specifieke betekenis. Een code heeft gewoonlijk een betekenis die ook buiten de basisregistratie ondergrond geldt. Een code wordt uitgegeven door een verantwoordelijke instantie. Om de opbouw van een code weer te geven wordt gebruik gemaakt van de letters C en N. De letter C staat voor character (Eng.) en duidt een letter aan, de letter N staat voor number (Eng.) en duidt een cijfer aan.
Wanneer een attribuut een domein van het type code heeft, wordt bij de beschrijving van het attribuut de naam van het domein en de opbouw opgenomen. Uit de definitie van het attribuut zelf moet blijken wat de specifieke betekenis is van de code. In het domeinmodel wordt het domein aangeduid met zijn naam.
Getalswaarde
Het domein van het type getalswaarde omvat een aantal typen, subdomeinen. Ieder van die subdomeinen staat voor een bepaalde verzameling getallen. In de basisregistratie ondergrond zijn drie verzamelingen van belang: die van de natuurlijke getallen, die van de gehele getallen, en die van de rationale getallen. Ieder van die drie verzamelingen heeft een eigen karakteristiek.
De natuurlijke getallen omvatten de positieve gehele getallen inclusief de nul. Natuurlijke getallen hebben een maximale lengte.
De gehele getallen omvatten de positieve en negatieve gehele getallen inclusief de nul. Gehele getallen hebben een maximale lengte.
De rationale getallen omvatten de getallen die het quotiënt zijn van twee gehele getallen, en daarbij geldt dat de deler geen nul mag zijn. Rationale getallen hebben een decimaal scheidingsteken en daarmee een opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is variabel maar begrensd. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.
Gewoonlijk wordt niet alleen de verzameling benoemd, maar wordt het domein verder ingeperkt door een bereik te specificeren. Het bereik geeft de minimale en de maximale waarde aan die een attribuut kan hebben.
Het domein getalswaarde wordt in de basisregistratie ondergrond gebruikt voor gegevens die gemeten, berekend of anderszins bepaald zijn. Bij de getalswaarde hoort daarom een eenheid. De basisregistratie ondergrond gebruikt voor de eenheden de codes uit het UCUM (Unified Code for Units of Measure)-systeem. In bijzondere gevallen is de eenheid dimensieloos.
Wanneer een attribuut een domein van het type getalswaarde heeft wordt het subdomein aangegeven, de maximale lengte of de opbouw, de eenheid en indien van toepassing het bereik. In het domeinmodel wordt het domein voor een natuurlijk of een geheel getal aangeduid als GetalswaardeN, waarde N staat voor het maximum aantal cijfers. Het domein voor een rationaal getal wordt aangegeven als GetalswaardeN.N, waarbij de tweede N het vaste aantal cijfers achter het scheidingsteken aangeeft.
Inname van getalswaarden
In de praktijk is het moeilijk een getalswaarde zonder verandering van het ene systeem aan het andere door te geven, met name als het getallen met decimalen betreft. De basisregistratie ondergrond hanteert de definities binnen het systeem en bij uitgifte strikt om te borgen dat een getalswaarde zonder verandering kan worden doorgegeven.
Bij het vastleggen van eigenschappen is het niet altijd nodig getallen zo strikt te definiëren als de basisregistratie vraagt. De uitvoerders weten wel wat een getal zou moeten voorstellen en kunnen bijvoorbeeld accepteren dat een geheel getal er een decimale nul bij krijgt of dat een rationaal getal een onbepaald aantal decimalen heeft. Om de uitvoeringspraktijk niet nodeloos te frustreren door getallen die niet aan de strikte definitie te voldoen af te wijzen, hanteert de basisregistratie ondergrond bij het innemen van getalswaarden de volgende praktische regels.
Voor rationale getallen geldt:
- Er zijn meer cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt afgekapt op het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
- Er zijn minder cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
- Er is geen scheidingsteken aanwezig: het scheidingsteken wordt toegevoegd en het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
- Het getal voor het scheidingsteken begint met een of meer nullen: de nullen worden genegeerd.
- Er zijn meer cijfers vóór het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: de waarde wordt geweigerd.
Voor natuurlijke en gehele getallen geldt:
- Er zijn meer cijfers aanwezig dan gespecificeerd: de waarde wordt geweigerd.
- Er is scheidingsteken aanwezig: de waarde wordt geweigerd.
Domeinen voor datum en tijd
Voor gegevens die over tijd gaan, de temporele gegevens, worden drie domeinen gebruikt. Een voor de tijd tot op de seconde nauwkeurig (DatumTijd), een voor de tijd tot op de dag nauwkeurig (Datum), en als derde een domein dat een aantal mogelijkheden geeft om de tijd minder nauwkeurig dan tot op de dag aan te geven (OnvolledigeDatum).
In ieder domein gaat het om de tijd gemeten volgens de Gregoriaanse kalender. Indien het domein DatumTijd wordt gebruikt moet ook de tijdzone worden meegegeven. Voor de tijdzone is UTC de referentie. UTC is de mondiaal geaccepteerde standaardtijd en de opvolger van GMT (Greenwich Mean Time); de drie letters staan voor Coordinated Universal Time.
Door de tijdzone mee te geven kan lokale tijd worden omgezet naar UTC.
De opbouw van de drie domeinen volgt dezelfde conventies. Het eerste element in de opbouw staat voor het jaar, dan volgt de maand, enz., en het laatste element staat voor de tijdzone. Om de verschillende elementen aan te geven worden letters gebruikt: jaar (J), maand (M), dag (D), uur (U), minuut (M)en seconde (S), gevolgd door de tijdzone. Het aantal letters geeft de lengte aan.
Voor de meest uitgebreide variant van de opbouw, die van DatumTijd, wordt dit JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM. De T is het teken dat de datum en het tijdstip op die datum scheidt. De + is het scheidingteken tussen het tijdstip en de tijdzone. Zoals uit de opbouw blijkt wordt de tijdzone in uren en minuten gegeven. De meeste tijdzones zijn overigens uitgedrukt in gehele uren (UU:00). In Nederland geldt Centraal Europese Tijd (UTC+1:00) of Centraal Europese Zomertijd (UTC+2.00).
DatumTijd
Het domein DatumTijd geeft een tijdstip volgens de Gregoriaanse kalender tot op de seconde nauwkeurig. De opbouw is JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM.
Wanneer een attribuut een domein van het type DatumTijd heeft is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is.
Datum Het domein Datum geeft een datum volgens de Gregoriaanse kalender tot op de dag nauwkeurig. De opbouw is JJJJ-MM-DD.
Wanneer een attribuut een domein van het type Datum heeft is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is.
OnvolledigeDatum Voor gegevens die onder het kwaliteitsregime IMBRO/A aangeleverd worden, geldt een derde domein met vier keuzemogelijkheden.
- De datum tot op de dag nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM-DD
- De datum tot op de maand nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM
- De datum tot op het jaar nauwkeurig, met als opbouw JJJJ
- Geen datum bekend, met als vaste waarde onbekend.
De keuze die gemaakt wordt is gebaseerd op de beschikbaarheid van gegevens. De gebruiker moet ervan uit gaan dat de informatie zo nauwkeurig mogelijk is opgenomen.
Wanneer een attribuut een domein van het type OnvolledigeDatum heeft is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw en de vier keuzen altijd hetzelfde zijn.
Bij inname wordt gewoonlijk gecontroleerd of een temporeel gegeven in een brondocument in een logische opeenvolging van gebeurtenissen past. Daartoe wordt de waarde vergeleken met een ander temporeel gegeven, de referentiedatum of het referentietijdstip. Er zijn twee uitwerkingen van de controle, en die worden als regel in de gegevensdefinitie benoemd.
In het ene geval wordt gecontroleerd of het desbetreffende temporele gegeven niet na de referentiedatum of het referentietijdstip valt. Het desbetreffende gegeven moet dus altijd voor de referentie liggen of ermee samenvallen.
In het andere geval wordt gecontroleerd of het desbetreffende temporele gegeven niet voor de referentiedatum of het referentietijdstip valt. Het desbetreffende gegeven moet dus altijd na de referentie liggen of ermee samenvallen.
De waarden van de attributen zijn normaliter direct vergelijkbaar. Maar onder het kwaliteitsregime IMBRO/A is veelal het domein OnvolledigeDatum van toepassing en dan kan het voorkomen dat de waarden niet direct vergelijkbaar zijn. Een voorbeeld moet duidelijk maken wat dat betekent.
We nemen het geval dat de regel niet na geldt en een temporeel attribuut een waarde heeft tot op het jaar nauwkeurig (domein OnvolledigeDatum), terwijl de referentie een waarde heeft uit het domein Datum en dus op de dag nauwkeurig is. Wanneer de waarden van de attributen niet direct vergelijkbaar zijn, moet de regel zo begrepen worden dat de vergelijking zich beperkt tot de elementen die beide gemeenschappelijk hebben. In het gegeven voorbeeld is dat alleen het jaar. Het jaar van het te beoordelen temporele attribuut mag dus niet na het jaar van de referentiedatum liggen.
Coördinatenpaar
Het domein coördinatenpaar wordt gebruikt om de positie van een punt op het aardoppervlak vast te leggen. De positie wordt bepaald in een specifiek referentiestelsel en uitgedrukt in twee coördinaten. Ieder van de coördinaten heeft een getalswaarde en de notatie voor het paar is (coördinaat 1, coördinaat 2).
In de basisregistratie ondergrond worden drie referentiestelsels voor horizontale posities gebruikt. Het referentiestelsel bepaalt hoe de tweedimensionale ruimte wordt beschreven en daarmee wat de coördinaten voorstellen en wat de karakteristiek van de twee getalswaarden is.
Voor het referentiestelsel RD zijn de coördinaten cartesisch en is de notatie (x,y). De eerste coördinaat (x) heeft betrekking op de positie op een west-oost georiënteerde as, de tweede coördinaat (y) op een zuid-noord georiënteerde as. Een positie oostelijk van de oorsprong, resp. noordelijk van de oorsprong heeft een positieve waarde.
Voor WGS84 (ongeprojecteerd) en ETRS89 (ongeprojecteerd) zijn de coördinaten geografisch en is de notatie (φ,λ). De eerste coördinaat heeft betrekking op de geografische breedte, de tweede op de geografische lengte. Een positie oostelijk van de Greenwichmeridiaan, resp. noordelijk van de evenaar heeft een positieve waarde.
Coördinatenpaar voor RD (x,y) | |||
---|---|---|---|
Getalswaarde | 6.3 | ||
Eenheid | m (meter) | ||
Bereik x | van -7000 tot 289000 | ||
Bereik y | tussen 289000 en 629000 | ||
Coördinatenpaar voor WGS84 (φ,λ) | |||
Getalswaarde | 2.9 | ||
Eenheid | ° (graden, decimaal) | ||
Bereik φ | tussen 51.3 en 56 | ||
Bereik λ | tussen 2.4 en 6.8 | ||
Coördinatenpaar voor ETRS89 (φ,λ) | |||
Getalswaarde | 2.9 | ||
Eenheid | ° (graden, decimaal) | ||
Bereik φ | tussen 50.6 en 56 | ||
Bereik λ | tussen 2.4 en 7.4 |
Verplichte gegevens, verplichte waarden
Bij de bespreking van het domeinmodel (zie par. 3.4) is gesteld dat de kardinaliteit en de regels samen bepalen of een gegeven al dan niet aanwezig is. Voor een goed begrip van de gegevensdefinitie is dat nog niet zorgvuldig genoeg geformuleerd. In de praktijk van gegevensuitwisseling is het namelijk mogelijk een attribuut op te nemen zonder waarde.
Verbijzonderd voor attributen is de juiste formulering daarom dat de kardinaliteit en de regels samen bepalen of een attribuut al dan niet aanwezig is en of een attribuut al dan niet een waarde heeft.
Uitgangspunt is dat een attribuut dat aanwezig is een waarde heeft. Een attribuut wordt alleen bij uitzondering zonder waarde in de berichten opgenomen. Het onderstaande overzicht geeft de vier mogelijkheden die voorkomen.
De kardinaliteit= [1] en er is geen aanvullende regel opgenomen. Dit betekent dat het gegeven altijd aanwezig is en altijd een waarde heeft.
- De kardinaliteit= [1] en er is een aanvullende regel opgenomen die aangeeft waarom een waarde toch mag ontbreken. Dit betekent dat het gegeven altijd aanwezig is maar bij uitzondering en om een specifieke reden geen waarde kan hebben.
- De kardinaliteit= [0..1] en er zijn 1 of meer aanvullende regels opgenomen.
Dit betekent dat de regels bepalen of het gegeven wel of niet voorkomt en bepalen of het gegeven wel of geen waarde heeft. - De kardinaliteit= [0..1] en er is geen aanvullende regel opgenomen. Dit betekent dat het gegeven alleen aanwezig is als het een waarde heeft.
Registratieobject
Naam | Geotechnisch sondeeronderzoek |
Code | CPT |
Definitie | Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een sondeeronderzoek dat op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone is uitgevoerd en dat door of onder de verantwoordelijkheid van een bepaald bestuursorgaan aan de registerbeheerder van de basisregistratie ondergrond is aangeleverd en door de laatste in de registratie ondergrond is opgenomen. |
Unieke aanduiding | BRO-ID |
Populatie | De populatie geotechnische sondeeronderzoeken in de registratie ondergrond betreft alleen de onderzoeken van de relatief homogene groep van elektrische en mechanische sonderingen en de daarbij behorende dissipatietesten. Andere typen sonderingen (zoals slagsonderingen, seismische sonderingen en bolsonderingen) zijn niet in de BRO opgenomen. |
Entiteiten en attributen
1 Geotechnisch sondeeronderzoek
Naam entiteit | Geotechnisch sondeeronderzoek |
Definitie | De gegevens die het geotechnisch sondeeronderzoek identificeren en inzicht geven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond. |
Toelichting | De gegevens die alle registratieobjecten gemeenschappelijk hebben zijn in het domeinmodel gegroepeerd in de entiteit Registratieobject. |
1.1 BRO-ID | |
Naam attribuut | BRO-ID |
Definitie | De identificatie van een geotechnisch sondeeronderzoek in de registratie ondergrond. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Registratieobjectcode |
Type | Code |
Opbouw | CPTNNNNNNNNNNNN |
Toelichting | De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe. |
1.2 bronhouder | |
Naam attribuut | bronhouder |
Definitie | De identificatie die de organisatie die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond, als onderneming in het Handelsregister heeft. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | KvK-nummer |
Type | Code |
Opbouw | NNNNNNNN |
Regels | De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn. |
Toelichting | Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is. Voor geotechnisch sondeeronderzoek dat afkomstig is uit DINO is het Ministerie van Infrastructuur en Milieu bronhouder. |
1.3 object-ID bronhouder | |
Naam attribuut | object-ID bronhouder |
Definitie | De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden, voordat het was geregistreerd in de basisregistratie ondergrond. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Nee |
Domein | Tekst |
Maximale lengte | 200 |
Toelichting | Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken. |
1.4 dataleverancier | |
Naam attribuut | dataleverancier |
Definitie | De identificatie die de organisatie die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, als onderneming in het Handelsregister heeft. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Nee |
Domein | KvK-nummer |
Type | Code |
Opbouw | NNNNNNNN |
Regels | De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn. |
Toelichting | Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. |
1.5 kwaliteitsregime | |
Naam attribuut | kwaliteitsregime |
Definitie | De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Kwaliteitsregime |
Type | Enumeratie |
Toelichting | Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. |
1.6 kader aanlevering | |
Naam attribuut | kader aanlevering |
Definitie | De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het object is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | KaderAanlevering |
Type | Codelijst |
Toelichting | De wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven in de plaats die het object heeft in de taken van een bestuursorgaan. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijke betekenis van de informatie. |
1.7 kader inwinning | |
Naam attribuut | kader inwinning |
Definitie | Het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | KaderInwinning |
Type | Codelijst |
Toelichting | Onderzoek wordt normaliter projectmatig uitgevoerd, zelfs als het direct gebonden is aan een publieke taak. Het gegeven beschrijft het hogere doel van het project waarvoor het onderzoek is uitgevoerd of preciseert de taak. |
1.8 rapportagedatum onderzoek | |
Naam attribuut | rapportagedatum onderzoek |
Definitie | De datum waarop de uitvoerder van het geotechnisch sondeeronderzoek alle gegevens van het sondeeronderzoek heeft vastgelegd en het resultaat aan de opdrachtgever kan worden aangeboden, dan wel de feitelijk datum van rapportage. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Datum |
Domein IMBRO/A | OnvolledigeDatum |
Waardebereik | 1 januari 1930 tot heden |
Regels | De datum ligt niet na het tijdstip registratie object. |
1.9 sondeernorm | |
Naam attribuut | sondeernorm |
Definitie | De norm die omschrijft volgens welke afspraken, specificaties en/of criteria het geotechnisch sondeeronderzoek is uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Sondeernorm |
Type | Codelijst |
Toelichting | De sondeernorm bevat meestal een indeling in kwaliteitsklassen, waarmee onderscheid gemaakt wordt tussen meer en minder volledig en/of nauwkeuriger geotechnisch sondeeronderzoek. In sommige gevallen worden eigenschappen die in een norm gevat zijn toch expliciet opgenomen in de registratie ondergrond. Dit wordt enkel gedaan wanneer het de directe bruikbaarheid van de gegevens bevordert. |
1.10 aanvullend onderzoek uitgevoerd | |
Naam attribuut | aanvullend onderzoek uitgevoerd |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of er in het veld bepaalde waarnemingen zijn gedaan als aanvulling op het sondeonderzoek. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Domein IMBRO/A | IndicatieJaNeeOnbekend |
Type | Enumeratie |
1.11 uitvoerder onderzoek | |
Naam attribuut | uitvoerder onderzoek |
Definitie | De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het geotechnisch sondeeronderzoek, als onderneming in het Handelsregister heeft. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Nee |
Domein | KvK-nummer |
Type | Code |
Opbouw | NNNNNNNN |
Regels | De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn. |
Toelichting | Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. |
2 Registratiegeschiedenis
Naam entiteit | Registratiegeschiedenis |
Definitie | De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren. |
Kardinaliteit | 1 |
Toelichting | De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd. |
2.1 tijdstip registratie object | |
Naam attribuut | tijdstip registratie object |
Definitie | De datum en het tijdstip waarop er voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | DatumTijd |
2.2 registratiestatus | |
Naam attribuut | registratiestatus |
Definitie | De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Registratiestatus= voltooid |
Type | Codelijst |
Toelichting | De gegevens van een geotechnisch sondeeronderzoek worden altijd in een keer aangeleverd, en de registratiestatus is daarom altijd voltooid. |
2.3 tijdstip voltooiing registratie | |
Naam attribuut | tijdstip voltooiing registratie |
Definitie | De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | DatumTijd |
2.5 gecorrigeerd | |
Naam attribuut | gecorrigeerd |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
2.6 tijdstip laatste correctie | |
Naam attribuut | tijdstip laatste correctie |
Definitie | De datum en het tijdstip waarop de laatste verbetering in de gegevens van het object is doorgevoerd. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | DatumTijd |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut gecorrigeerd. |
2.7 in onderzoek | |
Naam attribuut | in onderzoek |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of het object door de registerbeheerder in onderzoek is genomen. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | Wanneer een object in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf. |
2.8 in onderzoek sinds | |
Naam attribuut | in onderzoek sinds |
Definitie | De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het object in onderzoek heeft genomen. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | DatumTijd |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut in onderzoek. |
2.9 uit registratie genomen | |
Naam attribuut | uit registratie genomen |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het object door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | Wanneer de registerbeheerder een object uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier. De registerbeheerder zal een object alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een object slechts een keer uit registratie kan worden genomen. |
2.10 tijdstip uit registratie genomen | |
Naam attribuut | tijdstip uit registratie genomen |
Definitie | De datum en het tijdstip waarop het object uit registratie is genomen. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | DatumTijd |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut uit registratie genomen. |
2.11 weer in registratie genomen | |
Naam attribuut | weer in registratie genomen |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De registerbeheerder kan een object eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is. |
2.12 tijdstip weer in registratie genomen | |
Naam attribuut | tijdstip weer in registratie genomen |
Definitie | De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | DatumTijd |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut weer in registratie genomen. |
3 Aangeleverde locatie
Naam entiteit | Aangeleverde locatie |
Definitie | De gegevens over de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak, zoals die zijn aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond. |
Kardinaliteit | 1 |
Toelichting | De locatie van geotechnisch sondeeronderzoek is gedefinieerd als een punt. |
3.1 coördinaten | |
Naam attribuut | coördinaten |
Definitie | De coördinaten die zijn aangeleverd. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Coördinatenpaar |
Regels | De locatie ligt in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone. |
3.2 referentiestelsel | |
Naam attribuut | referentiestelsel |
Definitie | Het referentiestelsel van de aangeleverde coördinaten. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Referentiestelsel |
Type | Codelijst |
Regels | Een locatie op land is gedefinieerd in RD of ETRS89 en een locatie op zee in WGS84 of ETRS89. |
3.3 datum locatiebepaling | |
Naam attribuut | datum locatiebepaling |
Definitie | De datum waarop de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak is bepaald. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Datum |
Domein IMBRO/A | OnvolledigeDatum |
Waardebereik | 1 januari 1930 tot heden |
Regels | De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek. |
Regels IMBRO/A | Wanneer de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend heeft, is ook de waarde van dit gegeven onbekend. |
Toelichting | De regel voor IMBRO/A is op de volgende overweging gebaseerd: wanneer bij gegevens uit het verleden de meest relevante datum van het geotechnisch sondeeronderzoek, de rapportagedatum onderzoek, niet bekend is, kan een eventueel wel ingevulde datum locatiebepaling niet in de chronologische context geplaatst worden en verliest het zijn toegevoegde waarde. |
3.4 methode locatiebepaling | |
Naam attribuut | methode locatiebepaling |
Definitie | De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | MethodeLocatiebepaling |
Type | Codelijst |
Toelichting | Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak is bepaald. |
3.5 uitvoerder locatiebepaling | |
Naam attribuut | uitvoerder locatiebepaling |
Definitie | De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de plaatsbepaling, als onderneming in het Handelsregister heeft. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Nee |
Domein | KvK-nummer |
Type | Code |
Opbouw | NNNNNNNN |
Regels | De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn. |
Toelichting | Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. |
4 Aangeleverde verticale positie
Naam entiteit | Aangeleverde verticale positie | |
Definitie | De gegevens over de positie van het beginpunt van het geotechnisch sondeeronderzoek in het verticale vlak, zoals aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond. | |
Kardinaliteit | 1 | |
4.1 lokaal verticaal referentiepunt | ||
Naam attribuut | lokaal verticaal referentiepunt | |
Definitie | Het punt dat in het geotechnisch sondeeronderzoek is gebruikt als nulpunt voor de diepte. | |
Kardinaliteit | 1 | |
Authentiek | Ja | |
Domein | LokaalVerticaalReferentiepunt | |
Type | Codelijst | |
Regels | Een locatie op land heeft de waarde maaiveld of waterbodem. Een locatie op zee heeft de waarde waterbodem. | |
Toelichting | Het domein bevat begrippen die naar een vlak verwijzen. Het lokaal verticaal referentiepunt is het punt waar het geotechnisch sondeeronderzoek zo'n vlak doorsnijdt en dat geldt als het punt waar het onderzoek begonnen is. | |
4.2 verschuiving | ||
Naam attribuut | verschuiving | |
Definitie | De verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt t.o.v. het verticaal referentievlak. | |
Kardinaliteit | 1 | |
Authentiek | Ja | |
Domein | Rationaal getal | |
Maximale lengte | 3.3 | |
Eenheid | m (meter) | |
Waardebereik | Niet gespecificeerd | |
Regels IMBRO/A | Voor IMBRO/A-gegevens kan de verschuiving niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde. | |
Toelichting | De waarde kan positief of negatief zijn. Als de waarde positief is, ligt het lokaal verticaal referentiepunt boven het verticaal referentievlak. Met behulp van de verschuiving kan een diepte omgerekend worden naar een positie ten opzichte van het verticaal referentievlak. | |
4.3 waterdiepte | ||
Naam attribuut | waterdiepte | |
Definitie | De positie van de waterbodem ten opzichte van het wateroppervlak. | |
Kardinaliteit | 0..1 | |
Authentiek | Ja | |
Domein | Rationaal getal | |
Maximale lengte | 3.3 | |
Eenheid | m (meter) | |
Waardebereik | 0 tot 100 | |
Regels | Het gegeven is aanwezig wanneer het gegeven lokaal verticaal referentiepunt de waarde waterbodem heeft. In andere gevallen ontbreekt het gegeven. | |
Regels IMBRO/A | Voor IMBRO/A-gegevens kan de waterdiepte niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde. | |
Toelichting | Het gegeven geeft extra informatie over de omstandigheden op plaatsen waar de waterdiepte veranderlijk is. Het wordt door de basisregistratie ondergrond gebruikt bij de transformatie van coördinaten van RD naar ETRS89. | |
4.4 verticaal referentievlak | ||
Naam attribuut | verticaal referentievlak | |
Definitie | Het referentieniveau voor de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt. | |
Kardinaliteit | 1 | |
Authentiek | Ja | |
Domein | VerticaalReferentievlak | |
Type | Codelijst | |
Regels | Een locatie op land heeft de waarde NAP en een locatie op zee de waarde LAT of MSL. | |
4.5 datum verticale positiebepaling | ||
Naam attribuut | datum verticale positiebepaling | |
Definitie | De datum waarop de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt is bepaald. | |
Kardinaliteit | 1 | |
Authentiek | Ja | |
Domein | Datum | |
Domein IMBRO/A | OnvolledigeDatum | |
Waardebereik | 1 januari 1930 tot heden | |
Regels | De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek. | |
Regels IMBRO/A | Wanneer de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend heeft, is ook de waarde van dit gegeven onbekend. | |
Toelichting | Het gegeven is van belang in verband met mogelijke veranderingen in de positie van het maaiveld of de waterbodem. In het geval de positie is bepaald op basis van het AHN geldt als datum 1 januari van het jaar waarin de gebruikte versie van het AHN voor het gebied waarin de locatie ligt, is vastgesteld. | |
4.6 methode verticale positiebepaling | ||
Naam attribuut | methode verticale positiebepaling | |
Definitie | De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt. | |
Kardinaliteit | 1 | |
Authentiek | Ja | |
Domein | MethodeVerticale Positiebepaling | |
Type | Codelijst | |
Regels IMBRO/A | Voor IMBRO/A-gegevens kan de verschuiving niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven de waarde geen. | |
Toelichting | Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de verticale positie is bepaald. | |
4.7 uitvoerder verticale positiebepaling | ||
Naam attribuut | uitvoerder verticale positiebepaling | |
Definitie | De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de bepaling van de verticale positie, als onderneming in het Handelsregister heeft. | |
Kardinaliteit | 0..1 | |
Authentiek | Nee | |
Domein | KvK-nummer | |
Type | Code | |
Opbouw | NNNNNNNN | |
Regels | De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn. | |
Toelichting | Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. |
5 Gestandaardiseerde locatie
Naam entiteit | Gestandaardiseerde locatie |
Definitie | De gegevens over de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratie ondergrond zijn getransformeerd. |
Kardinaliteit | 1 |
Toelichting | De gegevens staan niet in een brondocument. De gestandaardiseerde locatie wordt door de basisregistratie ondergrond berekend ten behoeve van data-afnemers. Het maakt het mogelijk alle gegevens in de registratie ondergrond in een en hetzelfde referentiestelsel te ontsluiten. De locatie van geotechnisch sondeeronderzoek is gedefinieerd als een punt. |
5.1 coördinaten | |
Naam attribuut | coördinaten |
Definitie | De coördinaten in het standaard referentiestelsel. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Coördinatenpaar |
5.2 referentiestelsel | |
Naam attribuut | referentiestelsel |
Definitie | Het referentiestelsel van de gestandaardiseerde coördinaten. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Referentiestelsel= ETRS89 |
Type | Codelijst |
5.3 coördinaattransformatie | |
Naam attribuut | coördinaattransformatie |
Definitie | De methode die de basisregistratie ondergrond heeft gebruikt voor het omzetten van de aangeleverde coördinaten. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Coördinaattransformatie |
Type | Codelijst |
6.0 Sondeonderzoek
Naam entiteit | Sondeonderzoek |
Definitie | Het deel van de gegevens van het sondeeronderzoek dat betrekking heeft op het doen van metingen met een bepaald sondeerapparaat en het bewerken van die metingen tot een resultaat dat aan de opdrachtgever is gerapporteerd. |
Kardinaliteit | 1 |
6.0.1 dissipatietest uitgevoerd | |
Naam attribuut | dissipatietest uitgevoerd |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of er een of meer dissipatietesten zijn uitgevoerd in het sondeonderzoek. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
6.0.2 datum laatste bewerking | |
Naam attribuut | datum laatste bewerking |
Definitie | De datum waarop de meetresultaten voor het laatst zijn bewerkt. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Datum |
Domein IMBRO/A | OnvolledigeDatum |
Waardebereik | 1 januari 1930 tot heden |
Regels | De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek. |
Regels IMBRO/A | Voor IMBRO/A-gegevens kan de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend hebben; in dat geval ligt de datum niet na het tijdstip registratie object. |
Toelichting | De meetresultaten worden altijd bewerkt. Een indicatie van de stappen die daarin zijn uitgevoerd is vastgelegd in de entiteit Bewerking. |
6.0.3 sondeermethode | |
Naam attribuut | sondeermethode |
Definitie | De techniek die is gebruikt bij het uitvoeren van de metingen. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Sondeermethode |
Type | Codelijst |
6.0.4 kwaliteitsklasse | |
Naam attribuut | kwaliteitsklasse |
Definitie | De klasse binnen de sondeernorm volgens welke het geotechnisch sondeeronderzoek is uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Kwaliteitsklasse |
Type | Codelijst |
Regels | De volgende norm - klasse combinaties zijn toegestaan: |
Regels IMBRO/A | Voor IMBRO/A-gegevens geldt als aanvullende regel dat de kwaliteitsklasse de waarde onbekend kan hebben, wanneer de sondeernorm ongelijk is aan NEN3680. |
Toelichting | Het gegeven is een nadere precisering van de norm waaraan het geotechnisch sondeeronderzoek voldoet en verwijst naar aanvullende afspraken. Het geeft daardoor meer inzicht in de gebruikswaarde van de resultaten. De norm waaraan het geotechnisch onderzoek voldoet is vastgelegd bij het Geotechnisch sondeeronderzoek. |
6.0.5 stopcriterium | |
Naam attribuut | stopcriterium |
Definitie | De reden waarom het sondeonderzoek op de bereikte diepte is gestopt. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Stopcriterium |
Type | Codelijst |
Toelichting | Het gegeven geeft aan of het sondeonderzoek is geslaagd of dat het einddoel niet behaald is omdat er problemen zijn geweest. Het kan in sommige gevallen wat extra informatie geven over de opbouw van de ondergrond. |
6.0.6 sensorazimuth | |
Naam attribuut | sensorazimuth |
Definitie | De hoek tussen het magnetische noorden en de richting van de sensor voor de helling x, zoals gemeten vanaf het magnetische noorden met de klok mee voorafgaand aan de conuspenetratietest. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Natuurlijk getal |
Maximale lengte | 3 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | 0 tot 360 |
Toelichting | Het gegeven is van belang wanneer de helling in een eigen coördinaatstelsel is bepaald (helling x en y). Het is voldoende het azimuth van de x-sensor te geven omdat de twee sensoren altijd in een hoek van 90 graden zijn geplaatst. |
6.1 Traject
Naam entiteit | Traject |
Definitie | De diepte van het begin en het eind van de weg die de sondeerconus in de ondergrond heeft afgelegd. |
Kardinaliteit | 1 |
Toelichting | Diepte wordt gemeten langs de verticaal, ten opzichte van het lokaal verticaal referentiepunt. Het gegeven geeft globaal aan welk deel van de ondergrond op de locatie met de sondeerconus is onderzocht. |
6.1.1 voorgeboord tot | |
Naam attribuut | voorgeboord tot |
Definitie | De diepte tot waar is voorgeboord of voorgegraven. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.2 |
Eenheid | m (meter) |
Waardebereik | 0 tot niet-gespecificeerd |
Regels IMBRO/A | Voor IMBRO/A-gegevens kan de diepte tot waar is voorgeboord niet bekend zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde. |
Toelichting | Om uiteenlopende redenen kan het bovenste deel van de ondergrond worden verwijderd voordat de sondeerconus naar beneden gaat. Gewoonlijk gebeurt dat door een gat te graven of te boren. Wanneer er geen grond is verwijderd, is de waarde van het gegeven 0. |
6.1.2 einddiepte | |
Naam attribuut | einddiepte |
Definitie | De diepte waarop het sondeonderzoek is beëindigd. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 3.3 |
Eenheid | m (meter) |
Waardebereik | 0 tot 200 |
Toelichting | Wanneer de hellingshoek van de sondeerconus niet gemeten is, wordt de diepte gemakshalve gelijkgesteld aan de maximale sondeerlengte. Het gegeven is opgenomen om data-afnemers in staat te stellen de gebruikswaarde van het geotechnisch sondeeronderzoek te beoordelen zonder het resultaat in detail te hoeven kennen. |
6.2 Bewerking
Naam entiteit | Bewerking |
Definitie | De globale karakterisering van de bewerking die de resultaten van het sondeonderzoek hebben ondergaan. |
Kardinaliteit | 1 |
Toelichting | Het is nog niet mogelijk een lijst met standaard methoden vast te stellen, omdat de bewerking van uitvoerder tot uitvoerder verschilt. |
6.2.1 bewerking onderbrekingen uitgevoerd | |
Naam attribuut | bewerking onderbrekingen uitgevoerd |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of er bewerkingen hebben plaatsgevonden op de meetreeks in verband met het teruglopen van de waarde tijdens een onderbreking. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Domein IMBRO/A | IndicatieJaNeeOnbekend |
Type | Enumeratie |
6.2.2 expertcorrectie uitgevoerd | |
Naam attribuut | expertcorrectie uitgevoerd |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of er door een expert correcties zijn toegepast op meetresultaten. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Domein IMBRO/A | IndicatieJaNeeOnbekend |
Type | Enumeratie |
Toelichting | Expertcorrecties zijn correcties die niet over de gehele meetreeks worden toegepast. De expert corrigeert de meetwaarden binnen een bepaald dieptebereik of van een specifieke parameter. |
6.2.3 signaalbewerking uitgevoerd | |
Naam attribuut | signaalbewerking uitgevoerd |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of er een signaalbewerkingsmethode is toegepast op de meetreeks. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Domein IMBRO/A | IndicatieJaNeeOnbekend |
Type | Enumeratie |
Toelichting | Het gegeven geeft aan of er een bewerkingsmethode is toegepast op de gehele meetreeks, zoals een correctie op het nulpuntverloop of een piekenfilter. |
6.3 Sondeerapparaat
Naam entiteit | Sondeerapparaat |
Definitie | De gegevens van het sondeerapparaat waarmee het sondeonderzoek is uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 1 |
6.3.1 omschrijving | |
Naam attribuut | omschrijving |
Definitie | De specificatie van het sondeerapparaat waarmee het sondeonderzoek is uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Tekst |
Maximale lengte | 200 |
Toelichting | Het gegeven geeft aan welk standaard apparaat het betreft of geeft een omschrijving van het apparaat. Daarnaast wordt gewoonlijk de massa van het sondeerapparaat gegeven. Voor IMBRO/A kunnen de gegevens niet bekend zijn; in dat geval maakt de aangeleverde tekst duidelijk dat de waarde onbekend is. |
6.3.2 conustype | |
Naam attribuut | conustype |
Definitie | De specificatie van het type en serienummer van de sondeerconus zoals door de fabrikant gegeven. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Tekst |
Maximale lengte | 200 |
Toelichting | Het gegeven is opgenomen in de registratie ondergrond om de metingen zo goed mogelijk te kunnen herleiden. Voor IMBRO/A gegevens kunnen de gegevens onbekend zijn; in dat geval maakt de aangeleverde tekst duidelijk dat de waarde onbekend is. |
6.3.3 oppervlakte conuspunt | |
Naam attribuut | oppervlakte conuspunt |
Definitie | De oppervlakte van de basis van de kegel van de sondeerconuspunt. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Natuurlijk getal |
Maximale lengte | 4 |
Eenheid | mm2 (vierkante millimeter) |
Waardebereik | 25 tot 2000 |
Regels IMBRO/A | Voor IMBRO/A-gegevens kan de oppervlakte van de sondeerconuspunt niet bekend zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde. |
Toelichting | De oppervlakte van de sondeerconuspunt is van invloed op de conusweerstand. Afhankelijk van de gebruikte sondeernorm en kwaliteitsklasse gaat het om een gemeten waarde of een waarde die is opgegeven door de conusleverancier. |
6.3.4 conusdiameter | |
Naam attribuut | conusdiameter |
Definitie | De diameter van het cilindervormige deel van de sondeerconuspunt. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Natuurlijk getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | mm (millimeter) |
Waardebereik | 8 tot 51 |
Toelichting | De sondeernorm en kwaliteitsklasse kunnen de marges voorschrijven waarbinnen de actuele conusdiameter op het moment van gebruik moet vallen. Soms volstaat het de waarde te geven die is opgegeven door de leverancier van de sonde. Het gegeven kan de specialist meer inzicht in de resultaten van het sondeonderzoek en is beslist niet bedoeld voor controle. Vooralsnog is ervan afgezien de relatie tussen de in norm en klasse vastgelegde eisen en de aanwezigheid van het gegeven te vertalen naar een strikte regel. |
6.3.5 oppervlaktequotiënt conuspunt | |
Naam attribuut | oppervlaktequotiënt conuspunt |
Definitie | Het quotiënt van de doorsnede van de sondeerconus boven de sondeerconuspunt ter plaatse van de naad en de oppervlakte van de sondeerconuspunt. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 1.2 |
Eenheid | Geen (mm2/ mm2) |
Waardebereik | 0.05 tot 1 |
Toelichting | Het gegeven zou gebruikt moeten worden voor het corrigeren van de conusweerstand. Binnen het werkveld bestaat vooralsnog geen duidelijkheid over de toegevoegde waarde van het gegeven en vastlegging is daarom optioneel. |
6.3.6 afstand conus tot midden kleefmantel | |
Naam attribuut | afstand conus tot midden kleefmantel |
Definitie | De afstand tussen de sondeerconuspunt en het midden van de kleefmantel. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Natuurlijk getal |
Maximale lengte | 4 |
Eenheid | mm (millimeter) |
Waardebereik | 1 tot 1000 |
Regels | Het gegeven is aanwezig wanneer de parameter plaatselijke wrijving bepaald is. |
Regels IMBRO/A | Voor IMBRO/A-gegevens wordt toegestaan dat een waarde ontbreekt. |
Toelichting | Ten tijde van de meting bevinden de sensoren zich op verschillende diepten. Deze diepten kunnen gecorrigeerd worden met dit gegeven. |
6.3.7 oppervlakte kleefmantel | |
Naam attribuut | oppervlakte kleefmantel |
Definitie | De oppervlakte van de kleefmantel. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Natuurlijk getal |
Maximale lengte | 5 |
Eenheid | mm2 (vierkante millimeter) |
Waardebereik | 230 tot 25000 |
Regels | Het gegeven is aanwezig wanneer de parameter plaatselijke wrijving bepaald is. |
Regels IMBRO/A | Voor IMBRO/A-gegevens wordt toegestaan dat een waarde ontbreekt. |
Toelichting | Het gegeven bevat de uitwendige cilindrische oppervlakte van de kleefmantel en is van invloed op de plaatselijke wrijving. |
6.3.8 oppervlaktequotiënt kleefmantel | |
Naam attribuut | oppervlaktequotiënt kleefmantel |
Definitie | Het quotiënt van de doorsnede van de bovenste ring van de kleefmantel en de doorsnede van de onderste ring van de kleefmantel. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 1.1 |
Eenheid | Geen (mm2/ mm2) |
Waardebereik | 0.2 tot 4 |
Regels | Het gegeven is aanwezig wanneer de parameter plaatselijke wrijving bepaald is. |
Regels IMBRO/A | Voor IMBRO/A-gegevens wordt toegestaan dat een waarde ontbreekt. |
Toelichting | Het gegeven wordt gebruikt voor het corrigeren van de plaatselijke wrijving. |
6.4 Nulmeting
Naam entiteit | Nulmeting |
Definitie | De meting van een of meerdere parameters met de sondeerconus in onbelaste situatie. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Toelichting | De meting kan voor de meeste parameters voor en na het feitelijk gebruik van het apparaat worden uitgevoerd om het verloop in de waarde vast te stellen. De sondeernorm en kwaliteitsklasse bepalen of er een nulmeting moet worden uitgevoerd. De metingen zijn een indicator voor de kwaliteit van de resultaten van het sondeonderzoek. Zij worden gebruikt in de bewerking en kunnen onder meer leiden tot het corrigeren van waarden en het aanpassen van de nauwkeurigheid. Vanwege het controlerende karakter van de nulmeting, is het waardebereik van de parameters niet begrensd. |
6.4.1 conusweerstand vooraf | |
Naam attribuut | conusweerstand vooraf |
Definitie | De gemeten waarde van de conusweerstand voorafgaand aan de conuspenetratietest. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 3.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
6.4.2 conusweerstand achteraf | |
Naam attribuut | conusweerstand achteraf |
Definitie | De gemeten waarde van de conusweerstand nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 3.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
6.4.3 elektrische geleidbaarheid vooraf | |
Naam attribuut | elektrische geleidbaarheid vooraf |
Definitie | De gemeten waarde van de elektrische geleidbaarheid voorafgaand aan de conuspenetratietest. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | S/m (Siemens/meter) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de elektrische geleidbaarheid achteraf een waarde heeft. |
6.4.4 elektrische geleidbaarheid achteraf | |
Naam attribuut | elektrische geleidbaarheid achteraf |
Definitie | De gemeten waarde van de elektrische geleidbaarheid nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | S/m (Siemens/meter) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de elektrische geleidbaarheid vooraf een waarde heeft. |
6.4.5 helling oost-west vooraf | |
Naam attribuut | helling oost-west vooraf |
Definitie | De gemeten waarde van de hellingshoek in oost-westelijke richting voorafgaand aan de conuspenetratietest. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Natuurlijk getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de helling oost-west achteraf een waarde heeft. |
6.4.6 helling oost-west achteraf | |
Naam attribuut | helling oost-west achteraf |
Definitie | De gemeten waarde van de hellingshoek in oost-westelijke richting nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de helling oost-west vooraf een waarde heeft. |
6.4.7 helling noord-zuid vooraf | |
Naam attribuut | helling noord-zuid vooraf |
Definitie | De gemeten waarde van de hellingshoek in noord-zuidelijke richting voorafgaand aan de conuspenetratietest. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de helling noord-zuid achteraf een waarde heeft. |
6.4.8 helling noord-zuid achteraf | |
Naam attribuut | helling noord-zuid achteraf |
Definitie | De gemeten waarde van de hellingshoek in noord-zuidelijke richting nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de helling noord-zuid vooraf een waarde heeft. |
| |
Naam attribuut | hellingresultante vooraf |
Definitie | De gemeten waarde van de resultante voorafgaand aan de conuspenetratietest. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de hellingresultante achteraf een waarde heeft. |
6.4.10 hellingresultante achteraf | |
Naam attribuut | hellingresultante achteraf |
Definitie | De gemeten waarde van de resultante hellingshoek nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de hellingresultante vooraf een waarde heeft. |
6.4.11 plaatselijke wrijving vooraf | |
Naam attribuut | plaatselijke wrijving vooraf |
Definitie | De gemeten waarde van de plaatselijke wrijving voorafgaand aan de conuspenetratietest. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 1.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de plaatselijke wrijving achteraf een waarde heeft. |
6.4.12 plaatselijke wrijving achteraf | |
Naam attribuut | plaatselijke wrijving achteraf |
Definitie | De gemeten waarde van de plaatselijke wrijving nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 1.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de plaatselijke wrijving vooraf een waarde heeft. |
6.4.13 waterspanning u1 vooraf | |
Naam attribuut | waterspanning u1 vooraf |
Definitie | De gemeten waarde van de waterspanning u1 voorafgaand aan de conuspenetratietest. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u1 achteraf een waarde heeft. |
6.4.14 waterspanning u1 achteraf | |
Naam attribuut | waterspanning u1 achteraf |
Definitie | De gemeten waarde van de waterspanning u1 nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u1 vooraf een waarde heeft. |
6.4.15 waterspanning u2 vooraf | |
Naam attribuut | waterspanning u2 vooraf |
Definitie | De gemeten waarde van de waterspanning u2 voorafgaand aan de conuspenetratietest. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u2 achteraf een waarde heeft. |
6.4.16 waterspanning u2 achteraf | |
Naam attribuut | waterspanning u2 achteraf |
Definitie | De gemeten waarde van de waterspanning u2 nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u2 vooraf een waarde heeft. |
6.4.17 waterspanning u3 vooraf | |
Naam attribuut | waterspanning u3 vooraf |
Definitie | De gemeten waarde van de waterspanning u3 voorafgaand aan de conuspenetratietest. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u3 achteraf een waarde heeft. |
6.4.18 waterspanning u3 achteraf | |
Naam attribuut | waterspanning u3 achteraf |
Definitie | De gemeten waarde van de waterspanning u3 nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | Niet gespecificeerd |
Regels | Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u3 vooraf een waarde heeft. |
6.5 Bepaalde parameters
Naam entiteit | Bepaalde parameters |
Definitie | De parameters die in een conuspenetratietest bemeten kunnen worden met de aanduiding of de waarde in het onderzoek is vastgesteld. |
Kardinaliteit | 1 |
Toelichting | Het gegeven heeft geen betrekking op eventueel tijdens een dissipatietest bepaalde parameters. |
6.5.1 sondeertrajectlengte | |
Naam attribuut | sondeertrajectlengte |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de sondeertrajectlengte is vastgesteld en dat is de lengte van de weg die de sondeerconus in de ondergrond heeft afgelegd. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee= ja |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De sondeertrajectlengte wordt altijd gemeten. Het lokaal verticaal referentiepunt is het nulpunt. De sondeertrajectlengte wordt gemeten ter plaatse van de basis van de sondeerconuspunt. De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. |
6.5.2 diepte | |
Naam attribuut | diepte |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de diepte is vastgesteld en dat is de diepte van de basis van de conuspunt. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | Het lokaal verticaal referentiepunt is het nulpunt. De nauwkeurigheid van de diepte kan worden afgeleid van de nauwkeurigheden van de sondeertrajectlengte en de gebruikte hellingshoeken. |
6.5.3 verlopen tijd | |
Naam attribuut | verlopen tijd |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de verlopen tijd is vastgesteld en dat is de duur van de tijd tussen het moment waarop de conuspenetratietest is gestart en het moment waarop de meting is uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 1 seconde. |
6.5.4 conusweerstand | |
Naam attribuut | conusweerstand |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de conusweerstand is vastgesteld en dat is de kracht per oppervlakte eenheid die nodig is om de sondeerconuspunt bij het sonderen te verplaatsen. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee= ja |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De conusweerstand wordt altijd gemeten. De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. |
6.5.5 gecorrigeerde conusweerstand | |
Naam attribuut | gecorrigeerde conusweerstand |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de gecorrigeerde conusweerstand is vastgesteld en dat is de conusweerstand gecorrigeerd voor de waterspanning. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De gecorrigeerde conusweerstand is de conusweerstand minus de waterspanning. De nauwkeurigheid van de gecorrigeerde conusweerstand kan worden afgeleid van de nauwkeurigheden van de conusweerstand en waterspanning. |
6.5.6 netto conusweerstand | |
Naam attribuut | netto conusweerstand |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de netto conusweerstand is vastgesteld en dat is de conusweerstand gecorrigeerd voor de waterspanning op de oppervlakte van de sondeerconus punt en de effectieve verticale grondspanning. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De nauwkeurigheid van de netto conusweerstand kan worden afgeleid van de nauwkeurigheden van de conusweerstand, de waterspanning en de oppervlakte van de conuspunt. |
6.5.7 magnetische veldsterkte x | |
Naam attribuut | magnetische veldsterkte x |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de magnetische veldsterkte in x-richting is vastgesteld en dat is de veldsterkte in x-richting van een eigen coördinatenstelsel. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 1000 nanoTesla. |
6.5.8 magnetische veldsterkte y | |
Naam attribuut | magnetische veldsterkte y |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de magnetische veldsterkte in y-richting is vastgesteld en dat is de veldsterkte in de y-richting van een eigen coördinatenstelsel. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 1000 nanoTesla. |
6.5.9 magnetische veldsterkte z | |
Naam attribuut | magnetische veldsterkte z |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de magnetische veldsterkte in z-richting is vastgesteld en dat is de veldsterkte in de z-richting van een eigen coördinatenstelsel. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 1000 nanoTesla. |
6.5.10 totale magnetische veldsterkte | |
Naam attribuut | totale magnetische veldsterkte |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de totale magnetische veldsterkte is vastgesteld en dat is de sterkte van het volledige magnetische veld berekend uit de gemeten waarden in x-, y- en z-richting. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De nauwkeurigheid voor deze parameter is af te leiden uit de nauwkeurigheden van de magnetische veldsterkte x, magnetische veldsterkte y en magnetische veldsterkte z. |
6.5.11 elektrische geleidbaarheid | |
Naam attribuut | elektrische geleidbaarheid |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de elektrische geleidbaarheid is vastgesteld en dat is het gemak waarmee een elektrische lading zich verplaatst tussen twee elektroden in de sondeerconus. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 0.1 Siemens per meter. |
6.5.12 helling oost-west | |
Naam attribuut | helling oost-west |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de helling oost-west is vastgesteld en dat is de hoek tussen de as van de sondeerconus en de verticale as in oost-west richting. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. |
6.5.13 helling noord-zuid | |
Naam attribuut | helling noord-zuid |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de helling noord-zuid is vastgesteld en dat is de hoek tussen de as van de sondeerconus en de verticale as in noord-zuid richting. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. |
6.5.14 helling x | |
Naam attribuut | helling x |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de helling x is vastgesteld en dat is de hoek tussen de as van de sondeerconus en de verticale as van een eigen coördinatenstelsel in x-richting. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. |
6.5.15 helling y | |
Naam attribuut | helling y |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de helling y is vastgesteld en dat is de hoek tussen de as van de sondeerconus en de verticale as van een eigen coördinatenstelsel in y-richting. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. |
6.5.16 hellingresultante | |
Naam attribuut | hellingresultante |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de hellingresultante is vastgesteld en dat is de hellingshoek tussen de as van de sondeerconus en de verticale as. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. De hellingresultante wordt afgeleid van de gemeten hellingshoeken of direct gemeten. |
6.5.17 magnetische inclinatie | |
Naam attribuut | magnetische inclinatie |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de magnetische inclinatie is vastgesteld en dat is de hoek tussen de richting van de totale magnetische veldsterkte en het horizontale vlak. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. |
6.5.18 magnetische declinatie | |
Naam attribuut | magnetische declinatie |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de magnetische declinatie is vastgesteld en dat is de hoek tussen het magnetisch noorden en het geografisch noorden. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. |
6.5.19 plaatselijke wrijving | |
Naam attribuut | plaatselijke wrijving |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de plaatselijke wrijving is vastgesteld en dat is de gemeten kracht per oppervlakte eenheid die nodig is om de kleefmantel bij het sonderen te verplaatsen. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. |
6.5.20 poriënratio | |
Naam attribuut | poriënratio |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de poriënratio is vastgesteld en dat is het quotiënt van de totale waterspanning en de netto conusweerstand. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De nauwkeurigheid van de poriënratio kan worden afgeleid van de nauwkeurigheden van de netto conusweerstand en de gebruikte waterspanning. |
6.5.21 temperatuur | |
Naam attribuut | temperatuur |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de temperatuur is vastgesteld en dat is de temperatuur die aan de sondeerconuspunt is gemeten. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | Het gegeven is het resultaat van wrijving tijdens het sonderen en geeft een indicatie van de omstandigheden waarin de sondering wordt uitgevoerd. Het is niet noodzakelijkerwijs de temperatuur van de grond. De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 5 graden Celsius. |
6.5.22 waterspanning u1 | |
Naam attribuut | waterspanning u1 |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de waterspanning u1 is vastgesteld en dat is de kracht die het water op het sondeerapparaat uitoefent per oppervlakte eenheid gemeten op meetlocatie u1. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. |
6.5.23 waterspanning u2 | |
Naam attribuut | waterspanning u2 |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de waterspanning u2 is vastgesteld en dat is de kracht die het water op het sondeerapparaat uitoefent per oppervlakte eenheid gemeten op meetlocatie u2. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. |
6.5.24 waterspanning u3 | |
Naam attribuut | waterspanning u3 |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of de waterspanning u3 is vastgesteld en dat is de kracht die het water op het sondeerapparaat uitoefent per oppervlakte eenheid gemeten op meetlocatie u3. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. |
6.5.25 wrijvingsgetal | |
Naam attribuut | wrijvingsgetal |
Definitie | De aanduiding die aangeeft of het wrijvingsgetal is vastgesteld en dat is het quotiënt van de plaatselijke wrijving en de conusweerstand. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | IndicatieJaNee |
Type | Enumeratie |
Toelichting | De nauwkeurigheid van het wrijvingsgetal kan worden afgeleid van de nauwkeurigheden van de conusweerstand en de plaatselijke wrijving. |
6.6 Conuspenetratietest
Naam entiteit | Conuspenetratietest |
Definitie | De meting van de eigenschappen van de ondergrond die is gedaan door de sondeerconus steeds verder naar beneden te drukken. |
Kardinaliteit | 1 |
Toelichting | De conuspenetratietest is op een bepaald moment begonnen en kan meermalen onderbroken zijn om een dissipatietest uit te voeren. Als alles goed is gegaan is de test gestopt op het moment dat het doel bereikt was. Het doel kan bijvoorbeeld het bereiken van een bepaald niveau in de ondergrond zijn. Met regelmaat zijn er metingen gedaan, steeds als de sondeerconus een bepaald deel van de weg naar beneden had afgelegd. Het resultaat van de test is samengesteld en bestaat uit een reeks van resultaten. Ieder van die resultaten omvat de waarde die ieder van de parameters die bemeten zijn op een specifiek punt op de afgelegde weg heeft. |
6.6.1 starttijd meten | |
Naam attribuut | starttijd meten |
Definitie | De datum en het tijdstip waarop de conuspenetratietest is gestart. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | DatumTijd |
Domein IMBRO/A | OnvolledigeDatum |
Waardebereik | 1 januari 1930 tot heden |
Regels | De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek. |
Regels IMBRO/A | Voor IMBRO/A-gegevens kan de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend hebben; in dat geval ligt de datum niet na het tijdstip registratie object. |
6.7 Conuspenetratietest resultaat
Naam entiteit | Conuspenetratietest resultaat |
Definitie | De waarde die ieder van de parameters die zijn bemeten, op een specifiek punt op de afgelegde weg heeft. |
Kardinaliteit | 1..* |
Toelichting | Welke parameters gemeten of berekend zijn kan per conuspenetratietest verschillen. De entiteit Bepaalde parameters geeft aan welke parameters zijn bemeten. De gemeten waarden worden bewerkt en tijdens de bewerking kunnen individuele metingen worden afgekeurd. |
6.7.1 sondeertrajectlengte | |
Naam attribuut | sondeertrajectlengte |
Definitie | De waarde van de sondeertrajectlengte op het moment van meten. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 3.3 |
Eenheid | m (meter) |
Waardebereik | 0 tot 200 |
6.7.2 diepte | |
Naam attribuut | diepte |
Definitie | De waarde van de diepte op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 3.3 |
Eenheid | m (meter) |
Waardebereik | 0 tot 200 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut diepte van de entiteit Bepaalde parameters. |
6.7.3 verlopen tijd | |
Naam attribuut | verlopen tijd |
Definitie | De waarde van de verlopen tijd op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 5.1 |
Eenheid | s (seconde) |
Waardebereik | 0 tot 68400 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut verlopen tijd van de entiteit Bepaalde parameters. |
6.7.4 conusweerstand | |
Naam attribuut | conusweerstand |
Definitie | De waarde van de conusweerstand op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 3.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | -1 tot 200 |
Regels | Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval, heeft het attribuut geen waarde. |
6.7.5 gecorrigeerde conusweerstand | |
Naam attribuut | gecorrigeerde conusweerstand |
Definitie | De waarde van de gecorrigeerde conusweerstand op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 3.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | -1 tot 200 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut gecorrigeerde conusweerstand van de entiteit Bepaalde parameters. |
6.7.6 netto conusweerstand | |
Naam attribuut | netto conusweerstand |
Definitie | De waarde van de netto conusweerstand op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 3.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | -1 tot 200 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut netto conusweerstand van de entiteit Bepaalde parameters. |
6.7.7 magnetische veldsterkte x | |
Naam attribuut | magnetische veldsterkte x |
Definitie | De waarde van de magnetische veldsterkte x op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 6 |
Eenheid | nT (nanoTesla) |
Waardebereik | -100000 tot 100000 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut magnetische veldsterkte x van de entiteit Bepaalde parameters. |
Toelichting | Individuele waarden worden gewoonlijk afgekeurd in de bovenste 2 a 3 meter. Daar gemeten waarden zijn niet betrouwbaar vanwege storende invloeden zoals de aanwezigheid van de sondeerwagen, spoorrails en leidingen in de grond. |
6.7.8 magnetische veldsterkte y | |
Naam attribuut | magnetische veldsterkte y |
Definitie | De waarde van de magnetische veldsterkte y op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 6 |
Eenheid | nT (nanoTesla) |
Waardebereik | -100000 tot 100000 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut magnetische veldsterkte y van de entiteit Bepaalde parameters. |
Toelichting | Individuele waarden worden gewoonlijk afgekeurd in de bovenste 2 a 3 meter. Daar gemeten waarden zijn niet betrouwbaar vanwege storende invloeden zoals de aanwezigheid van de sondeerwagen, spoorrails en leidingen in de grond. |
6.7.9 magnetische veldsterkte z | |
Naam attribuut | magnetische veldsterkte z |
Definitie | De waarde van de magnetische veldsterkte z op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 6 |
Eenheid | nT (nanoTesla) |
Waardebereik | -100000 tot 100000 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut magnetische veldsterkte z van de entiteit Bepaalde parameters. |
Toelichting | Individuele waarden worden gewoonlijk afgekeurd in de bovenste 2 a 3 meter. Daar gemeten waarden zijn niet betrouwbaar vanwege storende invloeden zoals de aanwezigheid van de sondeerwagen, spoorrails en leidingen in de grond. |
6.7.10 totale magnetische veldsterkte | |
Naam attribuut | totale magnetische veldsterkte |
Definitie | De waarde van de totale magnetische veldsterkte op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 6 |
Eenheid | nT (nanoTesla) |
Waardebereik | -100000 tot 100000 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut totale magnetische veldsterkte van de entiteit Bepaalde parameters. |
Toelichting | Individuele waarden worden gewoonlijk afgekeurd in de bovenste 2 a 3 meter. Daar gemeten waarden zijn niet betrouwbaar vanwege storende invloeden zoals de aanwezigheid van de sondeerwagen, spoorrails en leidingen in de grond. |
6.7.11 elektrische geleidbaarheid | |
Naam attribuut | elektrische geleidbaarheid |
Definitie | De waarde van de elektrische geleidbaarheid op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | S/m (Siemens/meter) |
Waardebereik | 0 tot 10 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut elektrische geleidbaarheid van de entiteit Bepaalde parameters. |
6.7.12 helling oost-west | |
Naam attribuut | helling oost-west |
Definitie | De waarde van de helling oost-west op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | -20 tot 20 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut helling oost-west van de entiteit Bepaalde parameters. |
Toelichting | Een positieve waarde staat voor een hellingshoek in oostelijke richting en een negatieve waarde staat voor een hellingshoek in westelijke richting. Een individuele waarde wordt bijvoorbeeld afgekeurd wanneer de waarde buiten het gespecificeerde bereik ligt omdat de sondeerconus op een object stuit en er een piek in het resultaat ontstaat of omdat de hoek te veel oploopt aan het eind van de weg die de sondeerconus in de ondergrond aflegt. |
6.7.13 helling noord-zuid | |
Naam attribuut | helling noord-zuid |
Definitie | De waarde van de helling noord-zuid op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | -20 tot 20 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut helling noord-zuid van de entiteit Bepaalde parameters. |
Toelichting | Een positieve waarde staat voor een hellingshoek in noordelijke richting en een negatieve waarde staat voor een hellingshoek in zuidelijke richting. Een individuele waarde wordt bijvoorbeeld afgekeurd wanneer de waarde buiten het gespecificeerde bereik ligt omdat de sondeerconus op een object stuit en er een piek in het resultaat ontstaat of omdat de hoek te veel oploopt aan het eind van de weg die de sondeerconus in de ondergrond aflegt. |
6.7.14 helling x | |
Naam attribuut | helling x |
Definitie | De waarde van de helling x op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | -20 tot 20 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut helling x van de entiteit Bepaalde parameters. |
Toelichting | Een positieve waarde staat voor een hellingshoek in positieve x-richting en een negatieve waarde staat voor een hellingshoek in negatieve x-richting. Een individuele waarde wordt bijvoorbeeld afgekeurd wanneer de waarde buiten het gespecificeerde bereik ligt omdat de sondeerconus op een object stuit en er een piek in het resultaat ontstaat of omdat de hoek te veel oploopt aan het eind van de weg die de sondeerconus in de ondergrond aflegt. |
6.7.15 helling y | |
Naam attribuut | helling y |
Definitie | De waarde van de helling y op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | -20 tot 20 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut helling y van de entiteit Bepaalde parameters. |
Toelichting | Een positieve waarde staat voor een hellingshoek in positieve y-richting en een negatieve waarde staat voor een hellingshoek in negatieve y-richting. Een individuele waarde wordt bijvoorbeeld afgekeurd wanneer de waarde buiten het gespecificeerde bereik ligt omdat de sondeerconus op een object stuit en er een piek in het resultaat ontstaat of omdat de hoek te veel oploopt aan het eind van de weg die de sondeerconus in de ondergrond aflegt. |
6.7.16 hellingresultante | |
Naam attribuut | hellingresultante |
Definitie | De waarde van de hellingresultante op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Natuurlijk getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | 0 tot 20 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut hellingresultante van de entiteit Bepaalde parameters. |
Toelichting | De waarde kan niet negatief zijn omdat er geen richting is gespecificeerd. |
6.7.17 magnetische inclinatie | |
Naam attribuut | magnetische inclinatie |
Definitie | De waarde van de magnetische inclinatie op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | -20 tot 20 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut magnetische inclinatie van de entiteit Bepaalde parameters. |
6.7.18 magnetische declinatie | |
Naam attribuut | magnetische declinatie |
Definitie | De waarde van de magnetische declinatie op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Geheel getal |
Maximale lengte | 2 |
Eenheid | ° (graden) |
Waardebereik | -20 tot 20 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut magnetische declinatie van de entiteit Bepaalde parameters. |
6.7.19 plaatselijke wrijving | |
Naam attribuut | plaatselijke wrijving |
Definitie | De waarde van de plaatselijke wrijving op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 1.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | -0.1 tot 2 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut plaatselijke wrijving van de entiteit Bepaalde parameters. |
6.7.20 poriënratio | |
Naam attribuut | poriënratio |
Definitie | De waarde van de poriënratio op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | Geen (MPa/MPa) |
Waardebereik | -1 tot 20 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut poriënratio van de entiteit Bepaalde parameters. |
6.7.21 temperatuur | |
Naam attribuut | temperatuur |
Definitie | De waarde van de temperatuur op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 3.1 |
Eenheid | °C (graden Celcius) |
Waardebereik | -20 tot 160 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut temperatuur van de entiteit Bepaalde parameters. |
6.7.22 waterspanning u1 | |
Naam attribuut | waterspanning u1 |
Definitie | De waarde van de waterspanning u1 op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | -1 tot 10 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut waterspanning u1 van de entiteit Bepaalde parameters. |
6.7.23 waterspanning u2 | |
Naam attribuut | waterspanning u2 |
Definitie | De waarde van de waterspanning u2 op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | -1 tot 10 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut waterspanning u2 van de entiteit Bepaalde parameters. |
6.7.24 waterspanning u3 | |
Naam attribuut | waterspanning u3 |
Definitie | De waarde van de waterspanning u3 op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | -1 tot 10 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut waterspanning u3 van de entiteit Bepaalde parameters. |
6.7.25 wrijvingsgetal | |
Naam attribuut | wrijvingsgetal |
Definitie | De waarde van het wrijvingsgetal op de gegeven sondeerlengte. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 3.1 |
Eenheid | % (procent, MPa/MPa) |
Waardebereik | 0 tot 100 |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut wrijvingsgetal van de entiteit Bepaalde parameters. |
Toelichting | Een individuele waarde wordt bijvoorbeeld afgekeurd wanneer het wrijvingsgetal negatief is. Dit kan voorkomen wanneer een negatieve plaatselijke wrijving of conusweerstand is gemeten. Een negatief wrijvingsgetal heeft geen betekenis. |
6.8 Dissipatietest
Naam entiteit | Dissipatietest |
Definitie | De meting van eigenschappen van de ondergrond die tijdens het sondeonderzoek is uitgevoerd door de neergang van de sondeerconus op een bepaald punt en een bepaald moment te onderbreken. |
Kardinaliteit | 0..* |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van een dissipatietest wordt bepaald door de waarde van het attribuut dissipatietest uitgevoerd van de entiteit Sondeonderzoek. |
Toelichting | Er kan meer dan een dissipatietest zijn uitgevoerd. De geslaagde dissipatietesten zijn allemaal in de basisregistratie ondergrond opgenomen. Tijdens het uitvoeren van de conuspenetratietest worden water en sediment weggedrukt, waardoor een overdruk in de ondergrond ontstaat. Wanneer de neergang van de sondeerconus tijdelijk wordt gestopt, kan de oorspronkelijke situatie zich herstellen. De dissipatietest meet het verloop van de waterspanning gedurende de periode van herstel. Er worden met een regelmatig interval metingen gedaan, steeds als een bepaalde tijd is verstreken. Het resultaat is samengesteld en omvat een reeks van resultaten. Ieder van die resultaten omvat de waarde die ieder van de parameters die bemeten zijn op een specifiek punt in de tijd heeft. |
6.8.1 sondeertrajectlengte | |
Naam attribuut | sondeertrajectlengte |
Definitie | De waarde van de sondeertrajectlengte, ter plaatse van de dissipatietest. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 3.3 |
Eenheid | m (meter) |
Waardebereik | 0 tot 200 |
6.8.2 starttijd meten | |
Naam attribuut | starttijd meten |
Definitie | De datum en het tijdstip waarop de dissipatietest is gestart. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | DatumTijd |
Domein IMBRO/A | OnvolledigeDatum |
Waardebereik | 1 januari 1930 tot heden |
Regels | De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek. |
Regels IMBRO/A | Voor IMBRO/A-gegevens kan de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend hebben; in dat geval ligt de datum niet na het tijdstip registratie object. |
6.9 Dissipatietest resultaat
Naam entiteit | Dissipatietest resultaat |
Definitie | De waarde die ieder van de bemeten parameters op een specifiek moment na de start van de dissipatietest heeft. |
Kardinaliteit | 1..* |
Regels | In de reeks dissipatietestresultaten moet ten minste van een van de parameters waterspanning u1, u2 of u3 bemeten zijn. |
Toelichting | De gemeten waarden worden bewerkt en tijdens de bewerking kunnen individuele metingen worden afgekeurd. |
6.9.1 verlopen tijd | |
Naam attribuut | verlopen tijd |
Definitie | De duur van de tijd tussen het moment waarop de dissipatietest is gestart en het moment waarop de meting is uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 5.1 |
Eenheid | s (seconde) |
Waardebereik | 0 tot 68400 |
6.9.2 conusweerstand | |
Naam attribuut | conusweerstand |
Definitie | De waarde van de conusweerstand op het moment waarop de meting is uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 3.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | -1 tot 200 |
Toelichting | Bij een dissipatietest gaat het in eerste instantie om de waterspanning. De conusweerstand wordt standaard gemeten, maar is uiteindelijk van secundair belang. Het kan voorkomen dat de test relevante gegevens over het verloop van de waterspanning levert, terwijl de metingen van de conusweerstand moeten worden afgekeurd. |
6.9.3 waterspanning u1 | |
Naam attribuut | waterspanning u1 |
Definitie | De waarde van de waterspanning u1 op het moment waarop de meting is uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | -1 tot 10 |
Regels | In afwijking van de regel dat een van de drie waterspanningen een waarde moet hebben, kan een waarde in een individueel resultaat ontbreken. Dat betekent dat de waarde is afgekeurd. |
6.9.4 waterspanning u2 | |
Naam attribuut | waterspanning u2 |
Definitie | De waarde van de waterspanning u2 op het moment waarop de meting is uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | -1 tot 10 |
Regels | In afwijking van de regel dat een van de drie waterspanningen een waarde moet hebben, kan een waarde in een individueel resultaat ontbreken. Dat betekent dat de waarde is afgekeurd. |
6.9.5 waterspanning u3 | |
Naam attribuut | waterspanning u3 |
Definitie | De waarde van de waterspanning u3 op het moment waarop de meting is uitgevoerd. |
Kardinaliteit | 0..1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.3 |
Eenheid | MPa (megaPascal) |
Waardebereik | -1 tot 10 |
Regels | In afwijking van de regel dat een van de drie waterspanningen een waarde moet hebben, kan een waarde in een individueel resultaat ontbreken. Dat betekent dat de waarde is afgekeurd. |
7.0 Aanvullend onderzoek
Naam entiteit | Aanvullend onderzoek | |
Definitie | De waarnemingen die binnen het geotechnisch sondeeronderzoek als aanvulling op het sondeonderzoek zijn uitgevoerd. | |
Kardinaliteit | 0..1 | |
Regels | Het al dan niet aanwezig zijn van de entiteit wordt bepaald door de waarde van het attribuut aanvullend onderzoek uitgevoerd van de entiteit Geotechnisch sondeeronderzoek. | |
Toelichting | De aard van de waarnemingen verschilt. Sommige hebben betrekking op de ondergrond zelf, andere geven informatie die van belang kan zijn voor het gebruik van de resultaten uit het sondeonderzoek. | |
7.0.1 datum onderzoek | ||
Naam attribuut | datum onderzoek | |
Definitie | De datum waarop het aanvullend onderzoek is uitgevoerd. | |
Kardinaliteit | 1 | |
Authentiek | Ja | |
Domein | Datum | |
Domein IMBRO/A | OnvolledigeDatum | |
Waardebereik | 1 januari 1930 tot heden | |
Regels | De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek. | |
Regels IMBRO/A | Voor IMBRO/A-gegevens kan de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend hebben; in dat geval ligt de datum niet na het tijdstip registratie object. | |
7.0.2 omstandigheden | ||
Naam attribuut | omstandigheden | |
Definitie | De beschrijving van omstandigheden in het veld die de resultaten van het sondeonderzoek kunnen hebben beïnvloed. | |
Kardinaliteit | 0..1 | |
Authentiek | Ja | |
Domein | Tekst | |
Maximale lengte | 200 | |
Toelichting | Het gegeven is bedoeld om bijzondere omstandigheden vast te leggen die voor eenieder die de resultaten van het onderzoek wil gebruiken van belang kunnen zijn. Het kan gaan om weersomstandigheden, storingen in de meetapparatuur, een bronnering of andere storende activiteit in de buurt van het onderzoek, enz. Het gegeven kan ook worden gebruikt om vast te leggen dat de land-zee grens tijdens het uitvoeren van het onderzoek op een andere plaats lag dan ten tijde van registratie. | |
7.0.3 hoedanigheid oppervlakte | ||
Naam attribuut | hoedanigheid oppervlakte | |
Definitie | De beschrijving van de toestand of de aard van het aardoppervlak ten tijde van het sondeonderzoek. | |
Kardinaliteit | 0..1 | |
Authentiek | Ja | |
Domein | Tekst | |
Maximale lengte | 200 | |
Toelichting | Het gegeven is bedoeld om bijzonderheden over het oppervlak vast te leggen die voor eenieder die de resultaten van het onderzoek wil gebruiken van belang kunnen zijn. Voorbeelden zijn dat het terrein is opgehoogd, dat het oppervlak zich in een bouwput bevindt, dat het oppervlak helt of dat het blank staat. | |
7.0.4 grondwaterstand | ||
Naam attribuut | grondwaterstand | |
Definitie | De diepte van het grondwateroppervlak in het sondeergat direct na uitvoering van het sondeonderzoek. | |
Kardinaliteit | 0..1 | |
Authentiek | Ja | |
Domein | Rationaal getal | |
Maximale lengte | 2.2 | |
Eenheid | m (meter) | |
Waardebereik | Niet gespecificeerd | |
Toelichting | De grondwaterstand kan van invloed zijn op het resultaat van het sondeonderzoek. |
7.1 Verwijderde laag
Naam entiteit | Verwijderde laag |
Definitie | Het deel van het voorgeboorde of voorgegraven traject dat als een laag met een bepaalde samenstelling is beschreven. |
Kardinaliteit | 0..* |
Regels | Het gegeven ontbreekt wanneer het attribuut voorgeboord tot de waarde 0 heeft. |
Toelichting | Het hele traject van voorboren of voorgraven is beschreven als een opeenvolging van lagen. De lagen sluiten precies op elkaar aan. |
7.1.1 volgnummer | |
Naam attribuut | volgnummer |
Definitie | Het volgnummer van de laag. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Nummer |
Maximale lengte | 2 |
Toelichting | De lagen worden genummerd van boven naar onder, te beginnen bij 1. |
7.1.2 bovengrens | |
Naam attribuut | bovengrens |
Definitie | De diepte van de bovenkant van de laag. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.2 |
Eenheid | m (meter) |
Waardebereik | 0 tot niet-gespecificeerd |
Regels | De bovengrens van de eerste laag heeft de waarde 0. De bovengrens van iedere andere laag valt steeds samen met de ondergrens van de laag erboven. |
7.1.3 ondergrens | |
Naam attribuut | ondergrens |
Definitie | De diepte van de onderkant van de laag. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Rationaal getal |
Maximale lengte | 2.2 |
Eenheid | m (meter) |
Waardebereik | 0 tot niet-gespecificeerd |
Regels | De ondergrens is groter dan de bovengrens van een laag. De ondergrens van de onderste laag is gelijk aan de waarde voorgeboord tot. |
7.1.4 beschrijving | |
Naam attribuut | beschrijving |
Definitie | De specificatie van de samenstelling van de laag. |
Kardinaliteit | 1 |
Authentiek | Ja |
Domein | Tekst |
Maximale lengte | 200 |
Toelichting | De samenstelling van de laag is beschreven zonder nadere afspraken over de gebruikte terminologie. Het gegeven is dan ook niet meer dan een globale karakterisering van het verwijderde materiaal. |
Beschrijving van de enumeraties en codelijsten
Enumeraties
IndicatieJaNee
Waarde |
---|
Ja |
nee |
IndicatieJaNeeOnbekend
Waarde |
---|
Ja |
nee |
onbekend |
Kwaliteitsregime
Waarde |
---|
IMBRO |
IMBRO/A |
Codelijsten
CoördinaatTransformatie
Waarde | IMBRO | IMBRO/A | Omschrijving | |
---|---|---|---|---|
7parameterTransformatie | ✓ | ✓ | De gegevens zijn getransformeerd van WGS84 naar ETRS89, gebruikmakend van de 7-parameter transformatie. De transformatieparameters zijn afkomstig van de Dienst der Hydrografie en zijn tijdsafhankelijk. Voor elk jaar is een parameterset beschikbaar voor de berekening van coördinaten in ETRS89 in Nederland, waarna een transformatieprocedure naar de juiste dag volgt. | |
7parameterTransformatie1989 | ✓ | ✓ | De gegevens zijn getransformeerd van WGS84 naar ETRS89, gebruikmakend van de 7-parameter transformatie. De transformatieparameters zijn afkomstig van de Dienst der Hydrografie en zijn tijdsafhankelijk. Bij transformatie is gebruik gemaakt van de parameterset 1989.0. | |
nietGetransformeerd | ✓ | ✓ | De gegevens zijn aangeleverd in ETRS89; transformatie was niet nodig. | |
RDNAPTRANS2008 | ✓ | ✓ | De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster. | |
RDNAPTRANS2008MV0 | ✓ | De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. De positie van het aardoppervlak is onbekend, bij transformatie is uitgegaan van 0 m NAP. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster. |
KaderAanlevering
Waarde | IMBRO | IMBRO/A | Omschrijving |
---|---|---|---|
MBW | ✓ | ✓ | De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Mijnbouwwet. |
publiekeTaak | ✓ | ✓ | De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de publieke taakuitvoering, zonder nadere specificering. |
WW | ✓ | ✓ | De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Waterwet. |
archiefoverdracht | ✓ | De gegevens zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht. |
KaderInwinning
Waarde | IMBRO | IMBRO/A | Omschrijving |
---|---|---|---|
bouwwerkConstructie | ✓ | ✓ | Onderzoek met als doel eigenschappen van de ondergrond rondom bouwwerken en constructies te verkennen. |
controleOnderzoek | ✓ | ✓ | Onderzoek met als doel om veranderingen in de ondergrond t.g.v. werkzaamheden te verkennen. Betreffend onderzoek heeft veelal een lokaal karakter. Vaak is voorafgaand aan de werkzaamheden al in een ander kader informatie ingewonnen om de verandering te kunnen beoordelen. |
infrastructuurLand | ✓ | ✓ | Onderzoek met als doel eigenschappen van de ondergrond rondom wegen, spoorwegen, fiets- en voetpaden te verkennen. |
infrastructuurWater | ✓ | ✓ | Onderzoek met als doel eigenschappen van de ondergrond in waterwegen te verkennen. |
milieuonderzoek | ✓ | ✓ | Onderzoek met als doel eigenschappen van de ondergrond te verkennen met een milieu hygiënische (natuurlijke of niet natuurlijke) achtergrond. |
overigOnderzoek | ✓ | ✓ | Onderzoeken niet behorend tot bovengenoemde categorieën. |
vergunning | ✓ | ✓ | Onderzoek met als doel een vergunning te onderbouwen. |
waterkering | ✓ | ✓ | Onderzoek met als doel eigenschappen van de ondergrond rondom waterkeringen te verkennen. |
onbekend | ✓ | Het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd is niet bekend. |
Kwaliteitsklasse
Waarde | IMBRO | IMBRO/A | Omschrijving |
---|---|---|---|
klasse1 | ✓ | ✓ | Klasse 1 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm. |
klasse2 | ✓ | ✓ | Klasse 2 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm. |
klasse3 | ✓ | ✓ | Klasse 3 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm. |
klasse4 | ✓ | ✓ | Klasse 4 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm. |
klasse5 | ✓ | ✓ | Klasse 5 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm. |
klasse6 | ✓ | ✓ | Klasse 6 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm. |
klasse7 | ✓ | ✓ | Klasse 7 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm. |
nvt | ✓ | Klassen niet van toepassing (NEN 3680). | |
onbekend | ✓ | Klasse onbekend. |
LokaalVerticaalReferentiepunt
Waarde | IMBRO | IMBRO/A | Omschrijving |
---|---|---|---|
maaiveld | ✓ | ✓ | Het oppervlak van de vaste aarde, daar waar de aarde niet bedekt is met water. Het maaiveld vormt de grens tussen de ondergrond en de bovengrond. |
waterbodem | ✓ | ✓ | De bodem van het waterlichaam. Deze vormt de grens tussen de ondergrond en de bovengrond, daar waar de aarde bedekt is met water. |
MethodeLocatiebepaling
Waarde | IMBRO | IMBRO/A | Omschrijving |
---|---|---|---|
DGPS50tot200cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. Differential Global Positioning System, afwijking tussen 50 en 200 centimeter. |
GPS200tot1000cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking tussen 200 en 1000 centimeter. |
RTKGPS0tot2cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking kleiner dan 2 centimeter. |
RTKGPS2tot5cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking tussen 2 en 5 centimeter. |
RTKGPS5tot10cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking tussen 5 en 10 centimeter. |
RTKGPS10tot50cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 10 en 50 centimeter. |
tachymetrie0tot10cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking kleiner dan 10 centimeter. |
tachymetrie10tot50cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking tussen 10 en 50 centimeter. |
DGPS0tot100cm | ✓ | Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid of d.m.v. Differential Global Positioning System, afwijking kleiner dan 100 centimeter. | |
DGPS100tot500cm | ✓ | Meting d.m.v. Global Positioning System of d.m.v. Differential Global Positioning System, afwijking tussen 100 en 500 centimeter. | |
GBKNOnbekend | ✓ | Locatie bepaald aan de hand van de grootschalige basiskaart van Nederland (tegenwoordig BGT), afwijking onbekend. | |
GPSOnbekend | ✓ | Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking onbekend. | |
kaartGrootschalig | ✓ | Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een grootschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte niet kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:500, 1:5.000 of 1:10.000). | |
kaartKleinschalig | ✓ | Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een kleinschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:25.000, 1:50.000 of 1:100.000). | |
landmetingOnbekend | ✓ | Meting d.m.v. landmeting, afwijking onbekend. | |
onbekend | ✓ | Het is onbekend op welke manier de locatie bepaald is. |
MethodeVerticalePositiebepaling
Waarde | IMBRO | IMBRO/A | Omschrijving |
---|---|---|---|
AHN2 | ✓ | ✓ | Positie bepaald d.m.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 2 van 2007-2012. |
AHN3 | ✓ | ✓ | Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 3 van 2014-2019. |
RTKGPS0tot4cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking kleiner dan 4 centimeter. |
RTKGPS4tot10cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking tussen 4 en 10 centimeter. |
RTKGPS10tot20cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 10 en 20 centimeter. |
RTKGPS20tot100cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 20 en 100 centimeter. |
tachymetrie0tot10cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking kleiner dan 10 centimeter. |
tachymetrie10tot50cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking tussen 10 en 50 centimeter. |
waterpassing0tot2cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking kleiner dan 2 centimeter. |
waterpassing2tot4cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 2 en 4 centimeter. |
waterpassing4tot10cm | ✓ | ✓ | Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 4 en 10 centimeter. |
AHN1 | ✓ | Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 1 van 1996-2003. | |
AHNOnbekend | ✓ | Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie onbekend. | |
DGPS0tot10cm | ✓ | Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking kleiner dan 10 centimeter. | |
geen | ✓ | Er is geen positie bepaald. | |
GPSOnbekend | ✓ | Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking onbekend. | |
kaartGrootschalig | ✓ | Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een grootschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte niet kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:500, 1:5.000 of 1:10.000). | |
kaartKleinschalig | ✓ | Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een kleinschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:25.000, 1:50.000 of 1:100.000). | |
kaartOnbekend | ✓ | Positie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. | |
landmetingOnbekend | ✓ | Meting d.m.v. landmeting, afwijking onbekend. | |
onbekend | ✓ | Het is onbekend op welke manier de verticale positie bepaald is. |
Referentiestelsel
Waarde | IMBRO | IMBRO/A | Omschrijving |
---|---|---|---|
ETRS89 | ✓ | ✓ | European Terrestrial Reference System 1989 ( EPSG 4258). |
RD | ✓ | ✓ | Rijks Driehoeksmeting – Amersfoort RD New (EPSG 28992). |
WGS84 | ✓ | ✓ | World Geodetic System 1984 (EPSG 4326). |
Registratiestatus
Waarde | IMBRO | IMBRO/A | Omschrijving |
---|---|---|---|
voltooid | ✓ | ✓ | Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd. |
Sondeermethode
Waarde | IMBRO | IMBRO/A | Omschrijving |
---|---|---|---|
elektrischContinu | ✓ | ✓ | Elektrisch continue meting. |
elektrischDiscontinu | ✓ | ✓ | Elektrisch discontinue meting. |
mechanischContinu | ✓ | ✓ | Mechanisch continue meting. |
mechanischDiscontinu | ✓ | ✓ | Mechanisch discontinue meting. |
elektrisch | ✓ | Elektrische meting, continuiteit van de uitvoering onbekend. | |
mechanisch | ✓ | Mechanische meting, continuiteit van de uitvoering onbekend. | |
onbekend | ✓ | Methode onbekend. |
Sondeernorm
Waarde | IMBRO | IMBRO/A | Omschrijving |
---|---|---|---|
ISO22476D1 | ✓ | ✓ | NEN-EN-ISO 22476 deel 1. |
ISO22476D12 | ✓ | ✓ | NEN-EN-ISO 22476 deel 12. |
NEN5140 | ✓ | ✓ | NEN 5140. |
NEN3680 | ✓ | NEN 3680. | |
onbekend | ✓ | Sondeernorm onbekend. |
Stopcriterium
Waarde | IMBRO | IMBRO/A | Omschrijving |
---|---|---|---|
bezwijkrisico | ✓ | ✓ | Risico op bezwijken / knikken. |
conusweerstand | ✓ | ✓ | Maximale conusweerstand bereikt. |
einddiepte | ✓ | ✓ | Einddiepte bereikt. |
hellingshoek | ✓ | ✓ | Maximale hellingshoek bereikt. |
obstakel | ✓ | ✓ | Obstakel geraakt. |
storing | ✓ | ✓ | Er is een storing opgetreden. |
waterspanning | ✓ | ✓ | Maximale waterspanning bereikt. |
wegdrukkracht | ✓ | ✓ | Maximale wegdrukkracht bereikt. |
wrijvingsweerstand | ✓ | ✓ | Maximale wrijvingsweerstand bereikt. |
onbekend | ✓ | De reden is onbekend. |
VerticaalReferentievlak
Waarde | IMBRO | IMBRO/A | Omschrijving |
---|---|---|---|
LAT | ✓ | ✓ | Laagst mogelijke waterstand gebaseerd op de stand van zon en maan (Lowest Astronomical Tide). |
MSL | ✓ | ✓ | Gemiddeld zeeniveau (Mean Sea Level). |
NAP | ✓ | ✓ | Normaal Amsterdams Peil. |